De krant De Tijd pakte uit met de alles zeggende studie. De familiale holdings van vermogende ondernemers werden nader bekeken. Het ging meer bepaald om de investeringsfondsen van eigen bodem met een familiaal karakter, en ook niet-beursgenoteerd. Het minimaal balanstotaal bedroeg 10 miljoen euro. De conclusie? Grosso modo investeren de familiale holdings drie maal meer in andere bedrijven dan tien jaar geleden. Andere vaststelling: ondernemers die investeren bij andere ondernemers, zitten sneller op dezelfde golflengte omdat ze dezelfde visie delen en dezelfde taal spreken. Dit is populairder dan private equity aantrekken.
Ondernemers met drijfveren
Uit alle voorbeelden blijkt dat deze topondernemers ook discrete investeerders zijn in de economie. De drijfveer én het resultaat zijn altijd dezelfde: via investeringen economische en maatschappelijke meerwaarde en dus welvaart creëren. En dan hebben we het nog niet eens gehad over hun bijdrage aan tal van mooie sociale projecten. Voor Yvan Vindevogel is het eenvoudig: “Je maakt een groter verschil door een ingedommelde zaak nieuw leven in te blazen, dan door te speculeren op Tesla,”, aldus Vindevogel.
Geen renteniers
Rentenieren onder een palmboom is duidelijk niet aan deze ondernemers besteed, zo concludeert De Tijd na grondig speurwerk. Meer zelfs: steeds meer ondernemers herinvesteren hun geld in de economie. Pascal Vanhalst wordt met zijn familiale investeringsvennootschap Quva als recent voorbeeld naar voor geschoven.
Maar je kan evengoed verwijzen naar de anderen die na de verkoop van hun bedrijf toch maar tal van nieuwe ondernemersverhalen schreven. Denk aan wat Filip Balcaen (ex-Balta) deed met IVC via zijn investeringsvennootschap Baltisse, aan wat Guido Vandermarliere (GT & Co) deed met Jules Destrooper of met vastgoedprojecten, Paul Thiers met ION of Luc Tack met Tessenderlo, om maar enkele voorbeelden te geven.