Vandaag naar Buenos Aires, de Kaap of Montevideo reizen : met de moderne communicatiemiddelen is het een koud kunstje. Maar in de jaren twintig ? Toch trokken de Steverlyncks toen al de wijde wereld rond, met zakelijke ambities. Hun drijfveer ? Omdat export naar die landen omwille van invoerrechten te duur werd, ging men ter plaatse aan de slag. Delokalisatie avant-la lettre- en dat in de jaren twintig.
Jules Steverlynck meldde zich als pionier in de omgeving van Buenos Aires in 1924. In 1928 trok hij een heuse fabriek op in de pampa, op tachtig kilometer van de hoofdstad en in the middle of nowhere. Het bedrijf kreeg de naam Villa Flandria mee. Eerst had ‘Mijnheer Jules’, ter plaatse Don Julio genoemd, een textielfabriek (spinnerij en weverij) neergepoot die werk verschafte aan 3. 000 mensen (cijfers van 1965). Pas later was er zich een kleine stad (Jauregui) rond de fabriek komen nestelen. En Don Julio zorgde zeg maar eigenmachtig voor panem et circences, brood en spelen voor het volk.
De geest van Rerum Novarum
De krant Het Nieuwsblad kwam de voorbije dagen met het ‘grote’ voetbalnieuws aandraven over het lokale kampioenenteam Flandria en legde meteen ook nog eens de link met Jules Steverlynck en West-Vlaanderen. Flandria, zo staat te lezen in Het Nieuwsblad, was eigenlijk de in 1941 opgerichte fabrieksploeg van de Kortrijkse ondernemer Jules ‘Don Julio’ Steverlynck.
Van heinde en verre kwamen er mensen in de fabriek werken, aangetrokken door de goede lonen en de uitstekende werkvoorwaarden. Naast de fabriek vond Steverlynck het, in de christelijke traditie van Rerum Novarum, belangrijk dat de inwoners van Villa Flandria zich op alle vlakken zouden ontwikkelen. Dus ook sportief (met een voetbalploeg en een roeiclub) én cultureel. Zo kwam er ook een fanfare en zelfs een duivenclub.
Sport voor de jeugd
“Het was wat ze tegenwoordig een Benefit Corporation zouden noemen,” zegt kleinzoon en Flandria-fan Jorge Steverlynck (ingenieur en Harvard-gediplomeerde) in Het Nieuwsblad. “Voor mijn grootvader was het belangrijk dat de jeugd kon sporten, meer dan de resultaten. En dat is vreemd genoeg het succes geworden van Flandria: Don Julio heeft zich altijd verzet tegen het aankopen van spelers. Die moesten uit de eigen jeugd komen of uit spelertjes van de buurt. Hij heeft na de oprichting ook nooit nog geld in Flandria gestoken, hij zat zelfs niet in het bestuur. Het waren trouwens dikwijls arbeiders of bandwerkers die bestuursfuncties vervulden. Het idee was dat de club zelfbedruipend moest zijn.”
Goed beheer
Datzelfde Flandria schreef nu dus sportieve geschiedenis met zijn fel gevierde promotie. In de thuisbasis Jauregui – niet meer dan een onooglijk dorp en in de volksmond nog altijd bekend als Villa Flandria – werd dat uitvoerig en dagenlang gevierd. Of de voetbalvereniging Flandria nog terug klimt naar het hoogste niveau (waar ze in 2016 nog actief was, maar later degradeerde) blijft voorlopig een open vraag.
Bekend is wel dat in het dorp van amper 10.000 inwoners zowat iedereen zich identificeert met de club, het hele dorp staat er achter. Ook zeker is dat de club een reputatie heeft voor zijn goed beheer. Flandria staat er om bekend dat het zijn financiën op orde heeft, geen schulden telt en zijn spelers steeds correct uitbetaalt. Misschien wel goed aangeleerd door zijn West-Vlaamse leermeesters van destijds?
Familie Steverlynck op de tribunes
Tijdens de recente kampioenenmatch zaten, steeds volgens Jorge Steverlynck in Het Nieuwsblad, om en bij de 25 ‘Steverlyncks’ op de tribune, mee als supporters van Flandria. Ze genoten van het voetbal en alles er rond. Zoals ook van de geel zwarte spandoeken van de Flandria-fans, met daarop de leuze: Sonaste mi realidad (wat jij droomde, is onze realiteit). Een ultiem eerbetoon aan de droom van Jules Steverlynck die in de jaren zeventig het aardse bestaan inruilde voor de eeuwigheid.
Op 28 november 1975 overleed Don Julio (die zestien kinderen had met zijn Franse vrouw) op zijn tachtigste. Nog eens twintig jaar later viel het doek over Villa Flandria. Of toch over de textielsite, die veel concurrentie uit Azië kreeg. De door Don Julio opgerichte fanfare bleef echter bestaan, en de voetbalclub dus ook. En de naam van Steverlynck heel zéker. Fans van de lokale voetbalclub kunnen vandaag clublidkaarten kopen met ’s mans beeltenis er op. West-Vlaams ondernemerschap, anders bekeken.