Met zijn levensverhaal liep Kortrijkzaan Sengier al langer in het vizier van de hoogste Amerikaanse autoriteiten. Dit zou in Wereldoorlog II leiden naar het zogenaamde Manhattan project van Robert Oppenheimer.
De militair-strategische waarde van het ‘Belgische’ uranium en de rol van Sengier waren ook doorgedrongen tot in de VS. In 1939 vertrok Sengier met zijn gevolg naar de New York. Hij had een radiumstock bij zich (120 gram, ter waarde van enkele miljoenen dollar) en betrok met zijn vrouw een suite in het Ambassador Hotel. De Amerikanen wilden overduidelijk uranium uit Katanga aanschaffen maar er werd aanvankelijk geen akkoord bereikt.
Finaal liet Sengier de helft van de in Shinkolobwe (Belgisch Congo) aanwezige voorraden (1.139 ton) overladen in 2.007 vaten en verschepen naar New York waar de hele voorraad terecht kwam bij Archer Daniels Midland, een firma op Staten Island die in plantenolie deed. Sengier had voordien ook opdracht gegeven om voorraden radium en uraniumzouten uit Olen via Engeland te verschepen naar de Verenigde Staten. Die zending uranium viel echter deels in handen van de bezetter.
Rond Manhattan
Na aankomst van de eerste ertslading betoonden de Amerikanen nog maar weinig interesse. Tot in september 1942 en tot het Manhattan project. Sengier verkocht toen een lading erts in het grootste geheim – en zonder de Belgische regering in te lichten – voor één dollar per pond aan het Manhattan Engineering District (MED).
Vanuit New York dirigeerde Sengier ondertussen de African Metal Corporation (Afrimet). Deze dochter van Union Minière, een cruciale spil in de bevoorrading uit Afrika, sloot verdere contracten af voor uraniumlevering aan de MED. In totaal zou een 5.000 ton erts zijn geleverd tijdens de oorlog (naast enkele honderden ton die op de zeebodem belandden door toedoen van U-boten). Al die tijd handelt Sengier op eigen houtje en zonder zijn raad van bestuur in te lichten, noch de Belgische regering. In maart 1943 had hij geheimhouding gezworen. Het door Sengier geleverde uranium diende als grondstof voor de Amerikaanse aanval op Hiroshima.
Merkwaardig politiek akkoord
In februari 1944 wilde de MED de aangekochte hoeveelheden nog opdrijven en vooral een voorrangsrecht krijgen. Dit kaderde in het strategische denken over de naoorlogse machtsbalans, en kan aanzien worden als een prille stap in de Koude Oorlog.
Sengier stond zeer weigerachtig tegenover deze vraag. Na de oorlog wilde hij de Amerikanen geen controle gunnen over de voorraden. Hij zocht voor het eerst steun bij de Belgische regering in de persoon van Camille Gutt. Na maanden onderhandelen kwam direct na de bevrijding een politiek akkoord tot stand: het Triparite Agreement tussen België, de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. Dit voorzag in de heropening van de Shinkolobwemijn, exclusieve leveringen aan de Combined Development Trust (een gemeenschappelijk initiatief van Amerikanen, Britten en Canadezen) en de toegang van België tot de nucleaire energietechnologie. Sengier ondertekende een contract voor 3,4 miljoen pond en keerde terug naar Brussel. Hij had zich een harde onderhandelaar getoond. De heropening van de Congolese mijn gaf Union Minière een quasi monopolie maar werd gefinancierd door de Amerikanen.
Na de oorlog kwam aan het licht dat Union Minière ook uranium had geleverd aan nazi-Duitsland, maar Sengier wachtte, ook door politiek lobbywerk, geen vervolging. Sengier behield zijn leidende functies tot 1949. Daarna bleef hij actief als bestuurder van de Generale Maatschappij (tot 1960). Zijn laatste levensjaren sleet hij in Cannes, waar hij op 84-jarige leeftijd stierf aan een hartaanval (26 juli 1963).
Eregast op het Witte Huis
De vlotte en directe Edgar Sengier werd door de Amerikanen altijd als een betrouwbare figuur beschouwd. De Kortrijkse mijningenieur had zelfs de eer om de dag vóór het afwerpen van de eerste atoombom op het Japanse Hiroshima (Little Boy) persoonlijk te worden opgebeld met de raad om aandachtig naar het radionieuws van 11 uur te luisteren. Daags nadien liet Sengier zijn Amerikaanse gesprekspartners weten dat ze op zijn verdere steun konden rekenen.
Na de tweede atoombom op Nagasaki werd de Kortrijkzaan in het Witte Huis ontvangen, waar hij werd voorgesteld aan de Amerikaanse president Harry Truman. De boodschap van oppergeneraal (en wandelend biervat) Leslie Groves aan de Amerikaanse president luidde: “I want you to meet the man without whose assistance we could not have accomplished what we have done.”
Kortrijkzaan en ondernemer-manager Edgar Sengier kreeg als eerste niet-Amerikaan de hoogste burgerlijke medaille, het Legioen van Verdienste (1946). Later volgden nog soortgelijke onderscheidingen in Groot-Brittannië en in eigen land.
foto: Wikipedia archief
info: In 2024 verschijnt een nieuw boek met portretten van 100 iconische Kortrijkzanen die de voorbije honderd jaar overleden zijn. Het boek is van de hand van auteur Karel Cambien, die daarmee aan zijn 27e uitgave toe is. Edgar Sengier is één van de namen die in het boek werden opgenomen, naast tal van andere historische Kortrijkse ondernemers en figuren.