-De maakindustrie in Vlaanderen krimpt in, zo leren de statistieken. Wat is er nodig om het tij te keren en de Vlaamse economie opnieuw competitiever te maken in een globale context?
–Veronique Hoflack: In Vlaanderen zijn we niet rijk aan grondstoffen. Maar we hebben wel sterke mensen. Sterke, productieve medewerkers met heel wat kennis die voor een constante stroom aan innovatie zorgen. En met innovatie maken we op wereldvlak het verschil. Alles begint hiervoor bij sterk onderwijs. Onderwijs dat streeft naar excellentie. De PISA-cijfers gaan al een tijdje de verkeerde kant uit. Zet dus hoog en sterk in op onderwijs. Want zonder kennis zijn we niets. Zorg voor rechtszekerheid. Al te vaak merken we dat ook op Vlaams niveau de regels en cours de route veranderd worden. Als ondernemer maak je investeringsbeslissingen mee op basis van het regelgevend kader. Als dat niet betrouwbaar blijkt, ga je twee keer nadenken voor een volgende investering. Ook het vergunningsbeleid moet aangepakt worden. Zodat je weet waar je aan toe bent. En er lange termijn investeringen mogelijk blijven. Een andere belangrijke hoeksteen van de maakindustrie is energie. Propere, beschikbare energie aan een competitieve kost. Hiervoor hebben we een langetermijnvisie nodig. Elk politiek niveau heeft hier hefbomen voor in handen, zowel het gewestelijk als federaal niveau. Zorg voor een energiebeleid dat Made in Flanders of Made in Belgium concurrentieel houdt. Nu is dat niet zo. Waardoor er redelijk wat Europese investeringsprojecten richting onze buurlanden verschuiven.
–Karla Basselier: De industrie vormt ons economisch weefsel, veel andere economische sectoren zijn ervan afhankelijk. Liefst 1 op 4 jobs zijn gelinkt met de industrie. Voor Fedustria lidbedrijven is meer dan 70% van de productie gericht op export. Het is dus zonder enige twijfel een belangrijke motor voor onze welvaart in Vlaanderen. Het is waar dat de industrie momenteel onder druk staat. Er is dan ook meer dan ooit nood aan een doortastend plan, een strategie en een visie voor de industrie, zodat de industrie in Vlaanderen opnieuw kan blijven groeien. Dit plan moet de diverse beleidsniveaus kunnen overstijgen. Volgende zaterdag organiseren de vier grootste industriesectorfederaties (Agoria, essenscia, Fedustria en Fevia) samen met de Vlaamse regering een eerste Industrietop, in het slotfestival van FTI. Daar willen we een Toekomstpact sluiten voor de industrie in Vlaanderen. Een engagement voor de toekomst van de Industrie en dat op lange termijn.
5 thema’s zijn cruciaal in die visie: concurrentievermogen en internationale handel, investeringen en rechtszekerheid, innovatie, talent en energie, klimaat en circulaire transitie. We moeten gezamenlijk als industrie met het beleid ervoor zorgen dat Vlaanderen de volgende jaren in elke beleidsbeslissing een industriereflex meeneemt en bij elke beslissing erover waakt dat de competitiviteit van onze industrie beschermd wordt. De tekst van het Pact wordt momenteel gefinaliseerd, maar focust zich vooral op hoe we ervoor kunnen waken dat de concurrentiekracht van onze bedrijven wordt versterkt, binnen en buiten Europa, via een gelijker speelveld voor onze bedrijven. We moeten opnieuw onze competitiviteit beschermen, zeker ook van onze kmo’s. Dit klinkt misschien afgezaagd, maar is wel het meest essentiële om groei en transitie mogelijk te maken. De lonen stijgen sneller bij ons dan in onze buurlanden. De energiekosten zijn hoger en we zijn te afhankelijk van fluctuerende grondstoffen die we voornamelijk invoeren van buiten Europa. Daardoor is het duurder produceren. Op termijn tast dit welvaart aan. Er zijn andere belangrijke thema’s die aan bod zullen komen op onze Top. Zoals de noodzaak van meer rechtszekerheid en voorspelbaarheid voor bedrijven. We pleiten daarbij voor een grotere stroomlijning en versnelling in omgevingsvergunningen. Willen we de transitie naar meer duurzaamheid en circulariteit inzetten en realiseren, dan hebben we vooral nood aan een duidelijk en snel vergunningsbeleid. Zonder administratieve onduidelijkheid en ballast. Voorts moeten we blijven inzetten op talent, op de versterking van de arbeidsmarkt en op innovatie. Daarbij is het essentieel dat we ook veel meer inzetten op Europese financiering. Tot slot hopen we op krachten te bundelen met Vlaanderen voor een transitie naar een meer koolstofarme en circulaire industrie waarbij we inzetten op een voldoende energiemix, betaalbare prijzen en verdere investeringen in de groene transitie.
Made in Europe?
–Heeft Vlaanderen wel de hefbomen in eigen handen, wetende dat de EU de spelregels meer en meer bepaalt?
–Veronique Hoflack: Het antwoord luidt heel helder: ja. Europa bepaalt inderdaad een sterke set aan spelregels, maar binnen dat kader is er nog heel wat vrijheid voor de lidstaten en voor Vlaanderen. We moeten zeker niet altijd strenger willen zijn dan Europa. Daarnaast moeten we zorgen dat we in Vlaanderen niet te ver gaan in vereisten qua rapportering en administratie. We maken het vaak administratief heel zwaar, heel complex in Vlaanderen. Complexer dan in andere Europese lidstaten of regio’s. Kijk naar Frankrijk. Daar nemen ze de hefbomen heel bewust in eigen handen om ‘Made in France’ te stimuleren. Met een president die het belang van de industrie inziet én daar ook naar handelt. Macron creëert wel een speelveld die Vlaamse bedrijven aantrekt: lage energiekosten voor de industrie, subsidies voor duurzame projecten, vlotte vergunningsprocedures, enzovoort.
–Karla Basselier: Vlaanderen heeft zeker vele hefbomen, zowel via politieke weg als via eigen bevoegdheden. Vlaanderen kan politiek druk zetten op het belang van een goed werkende Europese interne markt en pleiten voor de nood aan een gelijker speelveld, zowel tussen lidstaten onderling als met derde landen met oog op een betere bescherming van de competitiviteit van onze bedrijven. Een thema dat op diverse beleidsniveaus helaas te weinig aandacht kreeg. Vlaanderen kan tevens politiek ervoor pleiten om meer middelen vrij te maken op Europees vlak via Europese financieringssteun ter bevordering van de industrie (in plaats van een subsidiewedloop te organiseren door een versoepeling van de EU staatssteunregels). Maar Vlaanderen heeft ook zelf veel bevoegdheden gelinkt aan een industrieel beleid. Denken we maar aan het verder op de kaart zetten van Vlaanderen als aantrekkelijke investeringsregio. De aantrekkelijkheid van Vlaanderen wordt meebepaald door de noodzakelijke rechtszekerheid, een robuust vergunningen-, milieu-, en omgevingsbeleid en snelle procedures. Dit zijn Vlaamse bevoegdheden. Bovendien kan Vlaanderen verder inzetten op meer administratieve eenvoud, zeker voor kmo’s, en moet de Vlaamse administratie zich behoeden voor excessieve regelgeving, goldplating, onnodige rapportering en administratieve lasten. Laten we ook niet vergeten dat Vlaanderen aan zet is voor innovatie. Innovatiesteun voor kenniscentra en bedrijven moet daarbij centraal blijven staan. Ook voor technologische ontwikkeling. Bedrijven hebben O&O steun nodig wanneer een innovatie nog niet rendabel is. En dus nog in een experimentele fase zit. Zorg daarbij vooral voor duidelijke en eenvoudige aanvraagprocedures. Belangrijk voor kmo’s opnieuw. Proces- en productinnovatie zijn de sleutels naar verdere groei en om ervoor te zorgen dat we concurrentieel kunnen blijven tegenover andere landen. Vergeet niet dat ook onderwijs de poort is naar nieuw talent. Ook een Vlaamse bevoegdheid. Vlaanderen moet aan de Europese top komen wat betreft de instroom in STEM en zorgen voor voldoende STEM-geletterdheid, ook duaal leren en de herwaardering van beroeps- en technische opleidingen spelen daarbij een essentiële rol. Hierbij doe ik graag ook een oproep om ervoor te zorgen dat leerlingen kunnen werken met de laatste nieuwste technieken, zeker in technische richtingen, zodat die leerlingen direct inzetbaar zijn op de werkvloer. We horen helaas nog te vaak dat leerlingen met verouderde machines aan de slag moeten gaan. Vlaanderen kan dus mee duwen aan de kar om onze industrie verder te doen evolueren naar een meer circulaire en koolstofarme industrie, samen met andere beleidsniveaus. Daarbij zijn competitieve energie – en energie transmissienetprijzen, een voldoende energiemix (met daarin ook kernenergie) en financiële incentives belangrijk om mee die groene en circulaire transitie mogelijk te maken. Goed te zien dat Vlaanderen daarin actie onderneemt om bedrijven, zowel niet energie intensieve als energie intensieve bedrijven aan te moedigen die omslag in te zetten, richting een meer koolstof arme industrie. Belangrijk daarbij is dat, indien bedrijven subsidies zouden krijgen, de spelregels niet eenzijdig mogen gewijzigd worden. Bedrijven plannen investeringen op lange termijn.
(Karel Cambien)
info: Morgen deel II van het diepte interview.