WEVELGEM – Als een door de wol geverfde ondernemer zoals Jan Valcke zijn visie geeft, kan je maar beter goed luisteren. In een eerder leven schopte hij het tot CEO van het beursgenoteerde Amerikaanse top technologiebedrijf Vasco Data Security Systems (nu Onespan) en tegenwoordig leidt hij het Bedrijvencentrum in Wevelgem in goede banen. Daarnaast heeft hij ook vijf bestuursmandaten. Over het West-Vlaams ondernemerschap heeft hij zo zijn eigen arendskijk. Een lang verhaal zeer kort: West-Vlaanderen telt te weinig scale-ups. Alles kan én moet beter en er is meer dan ooit ondernemerschap nodig.
“Zelf maak ik altijd het verschil tussen een zelfstandige en een ondernemer”, aldus Jan Valcke. “Een ondernemer is iemand die met zijn bedrijf eigen producten ontwikkelt en zijn zaak wil laten groeien, vaak via export ook. In sommige gevallen kan ondernemerschap ook gelinkt worden aan diensten. Typisch hier is dat de opstartfase arbeidsintensief is, voor dat er inkomsten kunnen gegenereerd worden. Deze fase moet dan gefinancierd worden en dit kan verschillende jaren duren. Hier spreekt met van fases: eerst is er de start-up (met financiële steun van friends, family of zogenaamde angels), daarna komen de investeerders (venture capital, private equity of fondsbeheerders met een duidelijke focus). In een derde fase is er sprake van een scale-up via organische groei of groei met overnames. Finaal komt een bedrijft tot maturiteit, met alle mogelijkheden vandien:exit via beursnotering of verkoop en verdere groeien in een grote groep.”
Verschil met vroeger
Jan Valcke ziet een groot verschil met vroeger. “Bedrijven wachten langer voor ze naar de beurs gaan of hun groei laten financieren door private equity of venture capital”, zegt Valcke. “Veel bedrijven zijn al meer dan 1 miljard euro waard voor ze naar de beurs gaan en hebben een duidelijk groei- en winstplan. De meest succesvolle bedrijven vertrekken naar de VS voor ze gestructureerd gaan groeien. Maar er is een kentering bezig. Verschillende Vlaamse bedrijven blijven in Vlaanderen, groeien sterk en laten zich daarvoor financieren. Of ze nog in Vlaanderen gaan blijven éénmaal ze te veel belastingen moeten betalen is een andere vraag. Sowieso ben ik kritisch ingesteld over wat er hier in de streek gebeurt. Ik merk te weinig echt entrepreneurship, al zal men dat niet graag horen. Ik zie in elk geval niet meteen een bedrijf dat zich in een scale-up fase bevindt met dus veel potentieel om nog serieus te groeien.”
Zoeken naar oplossingen
Jan Valcke maakt tot slot ook graag een onderscheid tussen start-ups en scale-ups (snelgroeiers zeg maar). “Ik zie veel initiatieven rond start-ups, maar het zijn voornamelijk scale-up bedrijven die professionele hulp nodig hebben”, vindt Valcke nog. “En daar hoor ik eigenlijk niets over initiatieven.”
Zijn er oplossingen? “Veel bedrijven betalen hun meeste winsten uit aan de aandeelhouders en hebben aldus te weinig eigen cash om te gaan innoveren en te groeien”, analyseert Valcke. “Beter zou zijn dat bijvoorbeeld 1/3 van de dividenden laag belast worden en de rest veel hoger, met als gevolg dat de bedrijven genoeg cash overhouden om te innoveren, organisch of met overnames te groeien. Zou het ook niet beter zijn de overheid innovatie budgetten spendeert rond bepaalde thema’s? De hele grote overheidsbudgetten die naar de grotere bedrijven gaan, zouden moeten leiden naar incubatie centra met jonge start-ups en scale-ups. Het zou dan ook gemakkelijker zijn om bijvoorbeeld een FIT (Flanders Investment and Trade) te gaan organiseren in sectoren (met aanwerving van experts in het buitenland) en deze te gaan promoten in het buitenland. Het zou ook deze organisaties veel verder helpen mochten er onafhankelijke ondernemers in de raad van bestuur zitten.”