Brooklyn is met zeven kledingwinkels in Oost- en West-Vlaanderen een relatief kleine speler in de retail. Toen de winkels openden na de coronamaatregelen zat Brooklyn met zes vacatures in een krappe arbeidsmarkt. “Onze grootste concurrent op de arbeidsmarkt is Colruyt’, zegt eigenaar en zaakvoerder Ubbe Descamps die in het familiebedrijf de tweede generatie vertegenwoordigt. “Dat kan maaltijdcheques bieden, een verzekering, een fietsvergoeding en hoge brutolonen. Wij kunnen daar niet tegenop.”
Descamps gooide het over een andere boeg, zo zegt hij ook in de krant De Tijd. ‘We zetten er een aantrekkelijke job tegenover”, zegt hij. “Een geboren verkoper zal in de Colruyt niet gelukkig worden. Bij ons wel. We zijn geen steriel bedrijf, maar een leuke groep, die samen iets probeert te verwezenlijken. Volgend jaar bestaan we 50 jaar. Dan gaan we twee dagen vieren met alle personeelsleden en hun gezinnen.”
Op zoek naar geluk
Om de werkomstandigheden te verbeteren kwam een extern bureau met de werknemers praten. Een zoektocht naar geluk. “We wilden weten wat ze graag deden en welke taken juist energie opslorpten”, zegt Descamps. “We kwamen erachter dat onze manier om kleding te verdelen onder winkels niet efficiënt was. Een systeem hield bij welke stukken waar het best verkochten, waarna medewerkers de kleding in dozen stopten en verzonden. De tijd die ze daaraan spendeerden, stonden ze niet bij klanten in de winkel. Dat proces is aangepast. We vertellen dat ook aan nieuwe werkkrachten.”
Een ander extraatje is het kledingbudget. Werknemers krijgen 150 euro om aan het begin van het seizoen kleding te kopen uit de nieuwe collectie. “We willen dat het personeel in de winkel onze kleding draagt, maar we stelden vast dat mensen liever tot de solden wachtten om de nieuwe collectie te kopen”, aldus nog Ubbe Descamps. “Met dit budget is dat verholpen. Dat is leuk voor de werknemers, en goed voor ons bedrijf. Onze mensen zijn het uithangbord voor de nieuwe collectie.”