made Rudy Aernoudt. Foto: Joris Herregods

COLUMN. “Schaf alle bonussen af en verlaag drastisch de personenbelastingen”

Rudy Aernoudt is professor, schrijver, filosoof, econoom en columnist. Elke maand kruipt hij in zijn pen om een kritische column te schrijven voor alle regio's van Made in.

Om 100 euro netto opslag te geven aan de werknemer, kost het de werkgever soms tot meer dan 650 euro.

Menig lezer zal bij deze titel denken dat de professor zich nu toch zwaar misrekend heeft of last heeft van de hitte op één of ander vakantieoord. Helaas, de bittere waarheid.

Dat de belastingdruk in ons land hoog is, weten wij ondertussen. Maar naast de belastingen is er ook de sociale zekerheid voor werknemers en werkgevers. Samen hebben we het dan over de fiscale en parafiscale druk. Om die druk te verlichten, voerden zowel de federale als de Vlaamse regering boni in: de federale werkbonus en de regionale jobbonus. Allemaal goed bedoeld natuurlijk, maar wel met het gevolg dat iemand die bepaalde inkomensgrenzen overstijgt tot 85% van de bijkomende loonkost zien verdwijnen in de bodemloze zakken van vadertje Staat.

Lees ook: COLUMN. “De blauwe kaart is een geschikte tool om de KMO’s te helpen aan de nodige gekwalificeerde arbeidskrachten”

Brutoloon: 2500 euro

Nemen we Bruno, een pas afgestudeerde jonge bediende en fiscaal alleenstaande. Bruto heeft een maandelijks brutoloon van 2.500 euro. Dat is het gemiddeld brutoloon van de leeftijdsgroep 21 tot 25 jaar. Hij komt in aanmerking voor de federale werkbonus. De sociale zekerheid werknemer, die klassiek 13,07% bedraagt, wordt daarbij verminderd met 175 euro (technisch 50 euro voor luik B (zeer lage inkomsten), en 125 euro voor luik A (lage inkomsten)).  In plaats van 325 euro bedraagt de sociale bijdrage 150 euro. Van het bruto-inkomen blijft er voor de werknemer, na aftrek van de fiscale voorheffing, 2.052 euro netto over.

De jonge Vlaamse werknemer heeft ook nog recht op een jobbonus. Die bedraagt maximaal 50 euro per maand voor wie minder dan 1.950 bruto verdient. Hier bevindt Bruno zich in een overgangsregime: vanaf 2.900 euro per maand valt die weg maar voor Bruno blijft er nog 22 euro per maand over. Zijn totaal netto bedraagt dus 2.074 euro. Let wel, de kostprijs voor de ondernemer ligt gemiddeld 30% hoger dan het brutoloon en bedraagt dus 3.250 euro. Dit betekent dat 36% van de totale kostprijs naar de overheid gaat en 64% naar de werknemer.

“Hoe kan je in ons land mensen motiveren om harder te werken als tot 85% van de opslag verdwijnt in de bodemloze putten van de overheid.”

Rudy Aernoudt

Brutoloon: 3000 euro

Als jonge bediende wil Bruno natuurlijk hogerop en meer verdienen. In de ogen van de werkgever presteert hij overigens zeer goed en wordt hem een opslag van 500 euro per maand aangeboden. “Niet mis”, denkt hij, en daar wordt al eens een pint op gedronken. Maar de frustratie is groot bij het ontvangen van de loonbrief. Door de opslag daalt de federale werkbonus immers. Voor luik B (zeer lage inkomsten) komt Bruno niet meer in aanmerking. Voor luik A bedraagt de maximumgrens 3.207 euro. Daardoor bevindt Bruno zich in een overgangssituatie wat hem nog een bonus van 38 euro in plaats van 125 euro oplevert.

Hij verliest dus 135 euro werkbonus (luik A + B). Voor de Vlaamse jobbonus valt hij nu helemaal uit de boot. Als gevolg daarvan bedraagt zijn netto-wedde nu 2.168 euro. De 500 euro weddeverhoging leidde dus netto tot 94 euro verhoging. De loonkost voor de werkgever steeg van 3.250 naar 3.900 euro. Van de bijkomende kost voor de werkgever van 650 euro gaat 556 euro naar de staat, ofwel 85%. 15% gaat naar de werknemer, die kan daar helemaal niet kan om lachen, en terecht.

Moraal van het verhaal

Hoe kan je in ons land mensen motiveren om harder te werken als tot 85% van de opslag verdwijnt in de bodemloze putten van de overheid. Schaf gewoon alle bonussen af en verlaag drastisch de personenbelastingen. Daardoor zouden werknemers gemotiveerd worden om harder te werken, wat onze economie en onze KMO’s ten goede zou komen, en dus ook op termijn de schatkist.