Wie op Made in van zijn regio op de knop ‘faillissementen’ klikt, staat versteld hoe er bijna dagelijks nieuwe bedrijven aan de lijst worden toegevoegd. Zijn er inderdaad zoveel faillissementen en hoe komt dat?
De eerste drie maanden van dit jaar gingen 1792, of dagelijks twintig bedrijven, op de fles in Vlaanderen. Dit is bijna één per uur. Gigantisch en 25% meer dan voor corona. Hoe komt dat?
Kleine Vlaamse ondernemingen
Van alle ondernemingen die failliet gaan, heeft 97% minder dan tien werknemers. Het zijn dus vooral de kleine ondernemingen die de boeken moeten neerleggen. De Vlaamse faillissementen vertegenwoordigen 56% van alle Belgische faillissementen. Voor de COVID-19 was dat minder dan de helft. De sectoren die het meest failleren zijn, zonder verrassing, de bouwsector en de horeca. Samengevat, kleine, Vlaamse bedrijven in de horeca of bouwsector zijn het meest vatbaar voor faillissementen.
Moeilijkheden voor KMO’s
Uit een Europese enquête blijkt dat KMO’s vijf grote obstakels hebben. Gebrek aan geschoolde arbeidskrachten (87%), onzekerheid over de toekomst (68%), hoge energiekosten (64%), arbeidskosten en arbeidsmarktregulering (61%), en administratieve lasten (61%). Wie door deze of andere moeilijkheden niet langer winstgevend is, moet er mee ophouden of herstructureren. Terloops, bij onze noorderburen klagen de KMO’s enkel over gebrek aan geschoolde arbeidskrachten (61%).
Herstructureren en ontslaan is (te) duur
Een alternatief voor een faillissement is inderdaad herstructureren met vaak bijhorend ontslaan van personeel. Maar ontslaan kost geld. De ontslagen werknemers worden getroost met een vertrekpremie. Tot de zogenaamde wet Claeys in 2013 werd afgeschaft, had de ontslagene recht op een opzegtermijn van één maand per dienstjaar. Dit geldt nog steeds voor de jaren gepresteerd tot 2013, daarna is het ongeveer een halve maand per gewerkt jaar. We gaan als voorbeeld een 50-jarige bediende met een brutoloon van 3.600 euro per maand met 30 dienstjaren op de teller nemen. Als die werd ontslagen op 1 april 2024, heeft die recht op een ontslagvergoeding van 142.000 euro, een arbeider in een analoge situatie op 49.500. Een KMO die dus een bediende en twee arbeiders wil ontslaan, krijgt een rekening van 241.000 euro gepresenteerd en dat voor een bedrijf dat zou moeten herstructureren om het faillissement te vermijden. Vaak is dat onbetaalbaar. Bij Van Hool bijvoorbeeld ging het in geval van herstructurering om 50 miljoen euro.
“Toen ik was betrokken bij de herstructurering van Arcelor-Mittal, zei een vakbondsafgevaardigde mij ooit laconiek: “Voor een werknemer is de enige manier om wat rijker te worden verschillende keren ontslagen te worden in zijn leven”.”
Rudy Aernoudt
Faillissement beter dan doorstart (voor werknemers)
Het sociaal passief betekent voor vele KMO’s dat een overnemer slechts geïnteresseerd is na een officieel faillissement want met het faillissement verdwijnt ook het sociaal passief. Toen ik kabinetschef was in Wallonië, en betrokken bij de herstructurering van Arcelor-Mittal, zei een vakbondsafgevaardigde die zich verzette tegen een doorstart mij ooit laconiek: “Voor een werknemer is de enige manier om wat rijker te worden verschillende keren ontslagen te worden in zijn leven”.
Bij een doorstart krijgt de werknemer gewoon een overbruggingsvergoeding – een soort tijdelijke werkloosheidsuitkering – die de periode van inactiviteit dekt bij de gefailleerde onderneming tot aan de datum van de indiensttreding bij de overnemer. Bij sluiting krijgt de werknemer, onder bepaalde voorwaarden, naast de verbrekingsvergoeding ook nog een sluitingsvergoeding. Neem ik opnieuw het voorbeeld van de werknemer die wegens sluiting zijn werk verliest na dertig jaar dienst op de leeftijd van 50 jaar, dan bedraagt de sluitingsvergoeding 4.780 euro. Hoe pervers is het dat vertrekkers beter betaald worden dan blijvers.
“Hoe pervers is het dat vertrekkers beter betaald worden dan blijvers.”
Rudy Aernoudt
Het probleem is dat bij een faillissement zoals bij Van Hool, het meestal actief ontoereikend is om alle schulden te betalen, zelfs al is de werknemer, net zoals de fiscus, de bank en de curator, een bevoorrecht schuldeiser. Het Fonds voor Sluiting van Ondernemingen (FSO) zal tussenkomen maar dit voor maximum 30500 euro bruto voor de betaling van verbrekingsvergoeding, sluitingsvergoeding, achterstallige lonen, eindejaarspremie, enzovoort. Slecht nieuws vooral voor werknemers met lange staat van dienst.
Merken we ten slotte op dat men bij onze noorderburen het heeft over een transitievergoeding. Deze bedraagt een derde van het maandsalaris per dienstjaar, vanaf de eerste werkdag. Wie dus na drie jaar wordt ontslagen heeft recht op één maandsalaris. De ontslagvergoeding is in Nederland dus drie keer minder dan in België waar na drie jaar recht men heeft op dertien weken. En bij faillissement vervalt de vergoeding.