Ondernemers, zegt Machiavelli, zijn zij die een onderscheid maken tussen obstakels en opportuniteiten en in staat zijn deze te gebruiken in hun voordeel. Gebrek aan geschoolde arbeidskrachten is daarbij het grootste obstakel voor verdere groei. Kan naast de noodzakelijke hervorming van de arbeidsmarkt en de fiscaliteit een doordacht migratiebeleid deel van de kortetermijnoplossing zijn?
De oplossing op lange termijn voor het gebrek aan geschoolde arbeidskrachten is natuurlijk onderwijs en opleiding. Maar het gaat hier de verkeerde richting uit. Een op drie Vlaamse jongeren is niet in staat een basiszin te begrijpen. Door de vrije programmatie in Vlaamse scholen wordt de ‘mismatch’ tussen de opleidingen en de behoeftes van de arbeidsmarkt alleen maar groter. Meer afstemming tussen de onderwijsverstrekkers en de arbeidsmarkt is hier noodzakelijk.
Blue Card
Dat is voor de KMO natuurlijk geen oplossing voor de korte termijn. Vanuit puur economisch standpunt, indien men niet over de juiste arbeidskrachten beschikt, moet men, net als voor grondstoffen, ze invoeren. Bepalen welke arbeidskrachten men nodig heeft en aan die de toelating geven om in België te komen leven en werken noemt men een “blue card policy”. Een blauwe kaart is voorbehouden voor niet EU-onderdanen met een gekwalificeerde opleiding. Ook moeten ze een arbeidscontract van ten minste één jaar kunnen voorleggen. De blauwe kaart is slechts geldig voor de duur van het arbeidscontract.
Momenteel (data van eind 2023) vertoeven 2,8 miljoen niet EU-onderdanen in Europa met een blauwe kaart. In Duitsland krijgen jaarlijks 83.000 niet EU-onderdanen een blauwe kaart. In België werden vorig jaar slechts 124 blauwe kaarten uitgedeeld, of 0,1% van het Duitse aantal. Ter vergelijking, 132.000 niet EU-onderdanen kregen de toelating om in Duitsland te studeren, tegenover 11.000 in België. Indien dezelfde verhouding zou gelden voor de blauwe kaarten, had België 7.000 blauwe kaarten moeten aanreiken in plaats van 124.
“In België werden vorig jaar slechts 124 blauwe kaarten uitgedeeld, of 0,1% van het Duitse aantal.”
Rudy Aernoudt
Noch voor studies, noch voor werk
Maar het probleem gaat verder dan studies versus werkvergunning. Niet EU-migratie kan hoofdzakelijk gebeuren om vier redenen: politieke vluchteling, familiale hergroepering, studies en werk. In vergelijking met andere Europese landen komen migranten naar België hoofdzakelijk voor de eerste twee redenen en veel minder voor de laatste (studies en werk), waarbij zoals aangetoond, studies een veel belangrijker motief is dan werk. Ter illustratie: Van alle migranten die het laatste decennium naar België kwamen was dat voor 78% om de eerste twee redenen, en slechts voor 22% voor de laatste twee. Ter vergelijking: het gemiddelde voor Europa is 45% voor de eerste twee redenen en 55% voor de laatste twee.
Het type migrant die België aantrekt verklaart meteen waarom België het land is van alle Europese lidstaten waar de werkgelegenheidsgraad bij de migranten het laagst is van heel Europa. Slechts 59% van de naar België afgezakte migranten zijn aan het werk, tegenover bijvoorbeeld 78% in Luxemburg of Portugal. Het aantal Belgen dat aan het werk is ligt beduidend hoger dat het aantal werkende migranten. In bijna alle andere Europese landen is de relatie omgekeerd en zijn de niet EU-migranten meer aan het werk dan bij de autochtone bevolking.
Niet EU-migranten maken in Europa nu al 6% procent van de werkgelegenheid uit. In België blijft hun aantal marginaal. Een immigratiebeleid gericht op de juiste doelgroep kan een bijdrage zijn voor het oplossen van de arbeidskrapte. De blauwe kaart is een geschikte tool om de KMO’s te helpen aan de nodige gekwalificeerde arbeidskrachten en op die manier de juiste migranten aan te trekken.