Indiase katoenleveranciers krijgen voor hun grondstof van Bel&Bo een minimumprijs met daarbovenop een premie van 0,05 euro per kilogram. Die minimumprijs beloont de boeren voor de duurzame productie, wat bij de internationale marktprijzen meestal niet het geval is. “Het is een bewuste keuze om onze collectie stapje voor stapje te verduurzamen”, zegt woordvoerder Isabel Van Meirhaeghe. “Maar we willen eerlijke mode betaalbaar houden, en daarom nemen we de prijsstijging van duurzamer materiaal voor eigen rekening. Onze marge wordt iets kleiner. Voor de klant blijft de prijs gelijk.”
Bewuste keuze
Fairtrade katoenen kledij is een nicheproduct. Ze wordt aangeboden door kleine, gespecialiseerde boetieks, door aanbieders van totebags of hotellinnen, en door enkele bedrijven die professionele uniformen leveren. Sommige populaire retailers, zoals Juttu, hebben merken in portefeuille die fairtrade stoffen verwerken. De bekende ketens die zelf kleren maken, doen daar weliswaar niet aan mee. Een internationale gigant als H&M heeft bijvoorbeeld geen fairtrade in de collectie, andere grote spelers kiezen voor minder rigoreuze labels zoals Better Cotton Initiative (BCI).
BCI is een vrijwillig initiatief dat de teelt van katoen ecologischer wil maken, maar zonder de producenten betere prijzen te bieden. In april stelde de ngo Earthsight vast dat Braziliaanse boerderijen met een certificaat van BCI zich schuldig maakten aan ontbossing en mensenrechtenschendingen. Een van de knelpunten is dat 32 miljoen kleine boeren 70 procent van de productie voor hun rekening nemen, maar machteloos staan tegenover grote opkopers. Als katoenteelt (met overheidssubsidies) wordt geïndustrialiseerd, loopt het ook vaak mis, aldus nog De Standaard.