Eén van de vele aspecten die belicht worden in het boek, is dat van de grote schaarste. Vandaag kan men het zich niet meer voorstellen, maar tijdens WO II dreigde in Kortrijk (en allicht ook in de rest van de provincie) een groot tekort aan voedsel en levensbelangrijke goederen. Het stadsbestuur (opeenvolgend onder leiding van burgemeester Arthur Mayeur en later Luc Ryckeboer) was de belangrijkste schakel in het raderwerk voor de voedselvoorziening en rantsoenering. Consumenten, producenten en handelaars kregen bij de stadsdiensten de broodnodige documenten zoals rantsoeneringskaarten of bevoorradingsmachtigingen. Een en ander creëerde een gigantische papiermolen. De overheid moest zegels en kaarten bijhouden, maar stond ook in voor telling van het vee en de controle over alle teelten, een gigantische opdracht. Niet alleen voedsel, ook textiel of schoenen stonden op de rantsoeneringsbon.
Hulp van bedrijven
In concreto moest de overheid er ook blijven voor zorgen dat voedsel, maar ook kolen om zich te warmen tijdens de wintermaanden, alsnog voorradig waren. De lokale kolenhandelaars bleken een grote hulp bij de aanvoer. Wat voedsel betreft ging de stad zelf op zoek naar bevoorrading van aardappelen, boter, eieren of vlees. Spijts alle inspanningen, kon de stad niet echt in de behoeften voorzien. Dat zorgde, begrijpelijk, ook voor de nodige sociale onrust – en hier en daar zelfs oproer – bij de bevolking.
Het stadsbestuur bleef niet op zijn lauweren rusten, zo leert het boek, en riep daarbij de hulp in van lokale bedrijfsleiders. Aan de bedrijfsleiders werd gevraagd om hun werknemers voorschotten op hun loon te verlenen voor de aankoop van aardappelen. Aan de bedrijven werd ook gevraagd om mee in te staan voor de logistiek (vervoer, stockage, verdeling). Dankzij deze gezamenlijke inspanningen van stadsbestuur en lokale bedrijven, verbeterde de situatie in de loop van de bezetting.
foto: Petra Demeyere, Piet Boncquet, Karel Platteau en Heili Verstraete (vier van de zes auteurs)