Ongeveer de helft van alle werknemers die in 2015 werden aangeworven bij Belgische bedrijven kreeg slechts een deeltijds of flexibel contract. Dat concluderen professor Ludo Struyven en onderzoeker Tim Goesaert van het Leuvense Instituut voor Arbeid en Samenleving (Hiva) aan de KU Leuven na onderzoek van de 600.000 aanwervingen op de Belgische arbeidsmarkt in dat jaar 2015.
Van de mensen die in 2015 in een nieuwe baan stapten, kreeg 49 procent (288.522 eenheden) een voltijdse functie. Dat is zes procent minder dan voor de economische crisis. “Werkgevers bieden steeds vaker korte en onregelmatige contracten aan, de zogenaamde flexwerkers”, zegt Struyven. “Een vijfde van de aanwervingen gebeurt met een dergelijk contract.”
Terughoudend
Een derde van de aanwervingen gebeurde in deeltijdse contracten (176.381 eenheden). Volgens het Hiva is terughoudend aanwerven kenmerkend voor een periode van economisch herstel na een diepe crisis. “Maar hier is meer aan de hand. Deze cijfers geven een structurele trend weer van een veranderende economie die meer nood heeft aan diverse tewerkstellingsvormen.”
Vooral mannen kunnen aan de slag met een voltijds contract. “In de meer mannelijke sectoren zoals de bouw, de industrie of de informatie- en communicatiesector zien we tot negentig procent voltijdse contracten, tegenover een gemiddelde van 49 procent”, stelt Goesaert.
Vrouwen worden vaker tewerkgesteld met een deeltijds contract: 47 procent, tegenover een gemiddelde van dertig procent deeltijdse contracten. “Dat komt vooral door de organisatie van het werk. In de bouw of industrie is er vaker ploegenwerk met een vaste bezetting. Het onderwijs en de zorgsector bieden gemakkelijker ruimte voor deeltijds werk.”