Drie uitdagingen voor de economie van Vlaams-Brabant (3 en slot)
Het welvarende Leuven kan niet op zichzelf staan. Peter Van Biesbroeck, directeur van Voka Vlaams-Brabant, gelooft sterk in metropolitane gebieden met een gemiddelde doorsnede van 60 km. “Als je dat op Brussel plakt, dan kom je al gauw voorbij Leuven, Mechelen, Aalst en Waver. Of we het leuk vinden of niet: Leuven zal ook meer en meer in deze metropolitane invloedssfeer geraken.”
Is dat dan een slechte evolutie? “Volgens mij helemaal niet, wel integendeel. Zeker niet als je de theorie volgt van professor Alexander D’Hooghe, de Leuvense ingenieur-architect die lesgeeft in het Massachusetts Institute of Technology in Cambridge in de Verenigde Staten. Hij stelt dat overal in de wereld metropolen zich vaak omringen met andere centrumsteden. Die vormen als het ware een soort twin cities en gaan zoals in het heelal bij dubbelsterren een positieve wederzijdse invloed op elkaar uitoefenen.”
“Ik denk dat dit de toekomst is voor Leuven als kenniscentrum: de administratieve, politieke metropool van Brussel aanvullen en positief beïnvloeden. We kunnen volgens mij niet meer om de realiteit dat Brussel een belangrijke metropool is in Vlaanderen en misschien naast Antwerpen op Europese schaal de enige Belgische metropool zal blijven.”
Het mag al duidelijk zijn dat stedelijke planning na mobiliteit en arbeidsmarkt de derde prioriteit is in de ogen van de Voka-topman. De as Leuven-Brussel is een onbetwiste opportuniteit, versterkt door de nationale luchthaven. Maar de rol van Brussels Airport moet maximaal uitgespeeld worden, vindt Van Biesbroeck.
“De luchthaven is een geweldig voordeel voor beide steden en moet die rol ook te vervullen krijgen. Kennis wordt gemakkelijker aangetrokken door de globale verbinding die Brussels Airport biedt. Een gedeelte van de werkloosheid in Brussel kan opgelost worden met werkplekken in de luchthavenregio in Vlaanderen. Daarom vinden wij dat onze nationale luchthaven meer focus verdient en minstens een gemiddelde groei van twee procent moet kunnen ontwikkelen, nog beduidend lager dan de andere internationale luchthavens.”