Dat Felix Claus een bekende figuur was in het Vilvoordse, is een understatement. Hij groeide als geboren Anderlechtenaar op in het volkscafé van zijn ouders op het Schoonheidsplein en kreeg het omgaan met mensen dus met de paplepel mee. Van 1972 tot 1995 – hij was toen al met zijn vrouw verhuisd naar Schepdaal – schuimde hij de markten af met confiserie en patisserie, ofwel bollekes en pateekes.
In 1995 kwam de ommezwaai. Samen met zijn vrouw Jeannine Van Campenhout nam Felix de Koning van Spanje over in Vilvoorde en maakte er, ook met de hulp van zonen Steven en Johan, dé place to be van op de Grote Markt. Daar hielden ze samen café tot eind 2010.
“Mensen spreken ons daarover nog altijd aan alsof het gisteren was. Terwijl het toch al zoveel jaar geleden is”, vertelt Johan. “Altijd komt hetzelfde terug. Dat was toch een mooie tijd. Het was er een beetje thuiskomen voor veel mensen. Het was een café met een ziel. Iedereen kreeg er een vriendelijk woord, een gezellige babbel én een goeie pint in een proper glas. Want onze pa stond daarop…”
Onafscheidelijk
Na het afscheid van het café zijn Felix en Jeannine verhuisd naar Knokke. “Daar hebben ze heel schone jaren beleefd. Hij kende er na een tijd ook iedereen en kwam ook constant bekend volk tegen.”
Begin 2020 verhuisde het koppel terug naar Vilvoorde, om dichter bij de kleinkinderen te zijn. Dat viel helaas ook samen met een zwaar verdict. “Papa vocht sinds begin 2020 tegen darmkanker”, zegt Johan. “Dat was vlak voor de corona-uitbraak en dat heeft er natuurlijk allemaal geen goed aan gedaan qua opvolging. Er waren uitzaaiingen op de longen en opereren was te riskant. Hij heeft chemotherapie gevolgd en heel wat inspuitingen gekregen, maar het heeft allemaal niet mogen baten.”
“We hebben nog mooie kerstdagen doorgebracht samen met de familie. Hij was opgewekt, maar het was tegelijk ook duidelijk dat hij pijn leed. Maar hij hield zich sterk voor zijn kleinkinderen en zijn vrouw. Mijn mama heeft heel veel voor hem gedaan. Ze waren 52 jaar getrouwd. Waar hij was, was zij, en vice versa. Ze waren onafscheidelijk.”