Een groot zwembad, 175 kamers en moderne vergaderzalen. De voormalige president van het Centraal-Afrikaanse land Tsjaad, wijlen Idriss Déby, zag het groots toen hij rond 2010 besloot een nieuw hotel te bouwen aan de oever van de rivier de Chari, die door de hoofdstad Ndjamena stroomt. In 2013 haalde het Belgische bouwbedrijf CFE de openbare aanbesteding binnen voor de bouw van het Grand Hotel, dat intussen deel uitmaakt van de Radisson Group. CFE is een dochteronderneming van de bagger- en bouwgigant Ackermans & van Haaren (AvH). De voorzitter van de raad van bestuur van AvH is Luc Bertrand.
De realisatie van het project ging niet over rozen. In 2015 zou het hotel geopend moeten worden, maar het project liep een jaar vertraging op. Uiteindelijk werd het in 2016 opgeleverd. Vooral de betalingen door de Tsjadische bouwheer – de overheid – aan het Tsjadische filiaal van CFE, CFE Tsjaad, verliepen moeizaam. Tot 2014 werden de rekeningen nog regelmatig betaald, maar daarna liep er veel fout. Tot op vandaag is de rekening nog steeds niet volledig betaald. De Tsjadische overheid zou aan CFE nog tussen 50 en 60 miljoen euro verschuldigd zijn. Na de moord op de Tsjadische president Idriss Déby, op 20 april 2021, verloor CFE alle hoop dat het nog ooit een deel van het geld zou terugzien. CFE Tsjaad werd verkocht.
Maar in de jaren voor het overlijden van Déby zou CFE allerhande onfrisse manoeuvres hebben gedaan om de betaling van de openstaande facturen te proberen regelen. Dat is althans wat consultant Michel Marstal zegt. Hij ondersteunt zijn beschuldigingen met een honderdtal documenten die De Standaard, Le Soir en Mediapart, drie partners van het journalistieke partnerschap European Investigative Collaborations (EIC) konden inkijken. Uit de rekeningen van CFE Tsjaad blijkt dat het bedrijf tussen 2016 en 2019 15 miljoen euro heeft uitgegeven om te proberen de kwestie van de (oorspronkelijk) 85 miljoen euro aan onbetaalde rekeningen voor de bouw van het hotel te regelen. Meer dan 10 miljoen van die 15 miljoen euro was, zo blijkt uit de documenten, afkomstig van het Belgische moederbedrijf CFE.
Oud-ministers en hoge magistraten
Een groot deel van dat geld zou gebruikt zijn om een zekere Abderahman Moussa te betalen voor zijn pogingen om het probleem te ‘regelen’. Moussa is niet om het even wie. Hij kwam in 2023 aan het hoofd van de inlichtingendienst van Tsjaad. Maar daarvoor was hij een hooggeplaatste politieman en liet hij zich dus ook als lobbyist betalen door CFE.
De meest bezwarende documenten zijn een reeks e-mails van Moussa, uit 2018, aan de directie van CFE Tsjaad. Moussa geeft in de mails onomwonden toe dat hij zich liet betalen door de Tsjadische tak van het Belgische bedrijf, met de bedoeling dat hij zou proberen de overheid de achterstallige rekeningen te laten betalen. In een mail aan Patrick Bonnetain, tussen 2016 en 2019 directeur van CFE Tsjaad, schrijft Abderahman dat hij “om het dossier te regelen”, gewerkt heeft met “een hele ploeg van oud-ministers, kabinetsmedewerkers en hoge magistraten”.
Parallel met de pogingen om de zaak te regelen via Moussa zocht CFE in 2015 de hulp van de Franse consultant Michel Marstal. Hij was gespecialiseerd in het zoeken van financiers voor grote projecten in Afrika. Volgens Marstal – en dat werd door CFE bevestigd – verklaarde de Tsjadische overheid zich in juli 2018 bereid om 30 miljoen euro te betalen aan CFE Tsjaad. Het leek een doorbraak in een dossier dat muurvast zat. Op 23 juli 2018 betaalde de overheid een eerste schijf van 3,9 miljoen euro. Maar toen Moussa erachter kwam dat er achter zijn rug werd gewerkt, liep het helemaal fout.
Beslag op rekening
Moussa eiste een commissie en toen CFE Tsjaad dat weigerde, liet hij op 1 oktober 2018 door een lokale rechtbank beslag leggen op de rekening van CFE Tsjaad. Het bedrijf zat klem en kon niet anders dan een schikking met hem te sluiten. CFE Tsjaad betaalde Moussa in twee schijven: 300.000 euro op 10 oktober 2018 en een week later nog eens 350.000 euro. De laatste schrijf van 1,15 miljoen euro zou hij betaald krijgen, nadat de Tsjadische staat de hele schuld aan CFE zou vereffend hebben. Maar ook dat vond Moussa niet voldoende. In zijn mails bleef hij benadrukken dat hij “een beslissende rol” had gespeeld voor CFE door “vergaderingen te organiseren met ministers en de president Idriss Déby”. CFE Tsjaad betaalde uiteindelijk ook het restant van 1,15 miljoen euro, omdat Moussa opnieuw beslag had laten leggen op de rekeningen.
Alsof de nachtmerrie met Moussa nog niet genoeg was, verzuurde ook de relatie tussen CFE Tsjaad en consultant Marstal. Die laatste vond dat het bedrijf zich niet aan zijn afspraken over zijn honorarium had gehouden.
Na een paar jaar gehakketak hebben Marstal en zijn advocaat de feiten van mogelijke corruptie, misbruik van bedrijfsmiddelen en poging tot oplichting begin deze maand gemeld bij het Belgische federaal parket en het Franse gerecht. Het Belgische federaal parket bevestigt dat het dossier is aangekomen. Het is nu aan het gerecht om te oordelen of CFE strafbare feiten heeft begaan en of de aanwijzingen zwaar genoeg wegen om een onderzoek te openen. Tot op vandaag heeft de Tsjadische overheid haar schuld aan CFE niet voldaan.