In kledingwinkels in Leuven, Brussel, Mechelen en Antwerpen zijn allochtonen minder welkom dan autochtonen. Dat blijkt uit 602 praktijktesten in 301 kledingzaken van VUB-studente Dounia Bourabain in haar masterproef sociologie.
In elke kledingzaak ging eerst een testpersoon binnen die even rondkeek en de verkoopster daarna om een kledingstuk in een andere maat vroeg. Een halfuur later werd een controlepersoon naar binnen gestuurd die net hetzelfde deed. Op basis van het antwoord op die vraag berekende Bourabain nettodiscriminatiegraden: het percentage winkelbezoeken waarbij iemand van vreemde origine anders wordt behandeld dan iemand van Belgische herkomst.
Het waren vooral mannen van origine uit de Maghreblanden die een aparte service kregen. In een op de vijf gevallen werden ze nauwlettend in de gaten gehouden zodra ze een winkel binnenstapten. Als een man van vreemde origine om hulp vroeg, bleef de verkoopster in bijna een kwart van de gevallen waar ze was. Autochtone mannen volgde ze naar het bewuste rek om daarna in de voorraadkamer de juiste maat te zoeken.
Bij vrouwelijke klanten was het verschil minder afgetekend. Opvallend was dat in chique boetieks over het algemeen minder werd gediscrimineerd dan in goedkope winkels. “Discriminatie vermindert naarmate de prijsklasse toeneemt”, zegt Bourabain.
Deze verdoken discriminatie is nefast voor het imago van die winkels. En het kost de winkeliers ook nog eens centen.