Unizo: “Innovatiesteun moet nog meer naar KMO gaan”

c41036d2-0bf4-11e4-bbb0-ccdffbb990e7_web_scale_0_0520833_0_0520833__Vorig jaar ontvingen kmo’s met minder dan 250 werknemers 42 procent van de totale goedgekeurde subsidies vanuit de Vlaamse overheid. Een pak meer dan de 36 procent in 2012.

UNIZO reageert tevreden, al maakt de ondernemersorganisatie toch een kanttekening. “We zijn op goede weg, maar eigenlijk zou nog een groter aandeel van de subsidies naar kmo’s moeten gaan”, zegt UNIZO-topman Karel Van Eetvelt (foto).

De ondernemersorganisatie verwijst naar de tewerkstelling en toegevoegde waarde die kmo’s bieden. Kmo’s zijn goed voor 70 procent van de tewerkstelling en 62% van de toegevoegde waarde. Voor UNIZO is het dan ook niet meer dan normaal dat de overheid de subsidies à rato hiervan verdeelt. Kmo’s hebben dan recht op  66 procent van de subsidies, bedrijven met maximaal 50 werknemers moeten de helft van de steun krijgen. Voor deze groep van kleine bedrijven vraagt UNIZO ook om meer in te zetten op aanbod gedreven innovatiesteun en op ruime aandacht voor innovatievolgers.

Innovatievolgers hebben een beperkte innovatieabsorptiecapaciteit. Ze zien zich dikwijls geconfronteerd met vragen over de implementatie van innovaties in brede zin die met een beperkte praktisch gerichte interventie kunnen opgelost worden. Evenwel vormen ze op korte termijn een hinderpaal voor het bedrijf en ze hinderen de innovatieabsorptiecapaciteit. Om de concurrentiekracht van het Vlaamse ondernemingsweefsel omhoog te krikken is het belangrijk dat ook deze groep bedrijven voldoende aandacht krijgt in het innovatiebeleid.

Innovatiesteun moet innovatieprojecten stimuleren door de financieringskloof te helpen overbruggen. De financieringskloof is de periode tussen het opstarten van het innovatieproject en dus het punt waarop een bedrijf kosten begint te maken, tot het moment dat het bedrijf als gevolg van het innovatieproject extra middelen begint te genereren. Voor kleine bedrijven is het veel moeilijker om deze financieringskloof te kunnen overbruggen in vergelijking met grote bedrijven aangezien ze zelf over minder financiële middelen beschikken. Daardoor zijn de risico’s voor kleine bedrijven ook groter.