Acr25163482065281544510-1

Rijden en vliegen op gebruikt frituurvet

LOKEREN – Het Oost-Vlaamse familiebedrijf Quatra haalt jaarlijks 65.000 ton gebruikte frituurolie op om te recycleren tot biobrandstof voor auto’s en binnenkort ook vliegtuigen. In 2019 kwam alles in een stroomversnelling terecht nadat het bedrijf 10 miljoen euro investeerde in de bouw van een nieuwe vestiging en de Nederlandse sectorgenoot Rotie overnam. Het bedrijf nam 70 werknemers over en verdubbelde in omvang. Zo werden ze plots de grootste in Europa.

“Dat was niet meteen onze ambitie toen we ermee begonnen”, zegt Piet Van Pollaert, die samen met zijn broer en zijn vader Quatra runt. “Maar je ziet het bedrijf gaandeweg groeien en de ambities groeien mee.” “Die kans in Nederland konden we echt niet laten liggen”, vult Pol Van Pollaert aan. “Als een speler op 200 kilometer van je deur in hetzelfde taalgebied te koop komt, dan moet je niet lang twijfelen.”

Biodiesel

Quatra speelt in op de nieuwe biodieselrichtlijnen die op 1 januari in Europa van kracht werden. Om de Europese klimaatdoelstellingen te halen verhoogt België de verplichte bijmenging van biodiesel aan de pomp van 6 naar 10 procent. Ook het belang van biodiesel uit niet-landbouwgewassen wordt geleidelijk opgetrokken. Dat betekent dat vetten uit slachtafval en gebruikt frituurvet als grondstoffen aan populariteit zullen winnen. “Het is een schaars goed. De verwachting is dat de gemiddelde prijs tegen 2030 met 30 procent stijgt”, zegt Pol.

Klein begonnen

Voor de familie Van Pollaert is dit al het tweede avontuur in de recyclagesector. Grootvader Van Pollaert zette in de jaren zestig een vetsmelterij op. Afval van slachthuizen en slagers werd er verwerkt in voeder voor vee, honden en katten. In 2005 verkocht de familie het bedrijf, maar in 2009 maakten ze een comeback. Ze begonnen klein met de overname van Atravet, dat met drie werknemers frituurvet ophaalde bij een paar honderden frituren en brasserieën in de driehoek Dendermonde, Gent, Aalst.

Vervolgens deden de Van Pollaerts aan de lopende band overnames. Eerst in België, later ook in Noord-Frankrijk. Vandaag zijn ze in heel Frankrijk actief. Quatra is marktleider in België, Frankrijk en Nederland. Het haalt onder meer vet op bij de Pringles- fabrieken, bij Mora en bij de grote diepvriesfrietproducenten. Het werkt ook voor grote fastfoodketens als Quick, McDonald’s, Burger King en Kentucky Fried Chicken. “Mooie referenties, maar ze genereren slechts 5 à 10 procent van onze volumes”, zegt Piet.

100 procent recyclage

Quatra moet het vooral hebben van de bijna 70.000 kleinere ‘klanten’. Frituristen, restaurants, keukens in ziekenhuizen, snackbars… Bij supermarkten en in containerparken plaatst het inzamelboxen waar consumenten hun gebruikte vetten in kwijt kunnen. “Maar daar missen we nog veel.” Naar schatting de helft van wat consumenten thuis gebruiken, verdwijnt in de afvoer of belandt elders bij het afval.

Bij professionele gebruikers is er bijna 100 procent recyclage. “Wij betalen hen, dat speelt mee natuurlijk. Voor een goed draaiende frituur die jaarlijks zo’n 3.000 liter vet gebruikt, spreken we over misschien 1.000 euro.” Als particulier heeft het geen zin om met je frituurolie naar Lokeren af te zakken, in ruil voor wat zakgeld. “Daar beginnen we niet aan. Dat kan je niet rendabel maken. Zodra iemand uit zijn stoel moet komen om de olie in ontvangst te nemen, heb je al verlies”, zegt Pol.

Elektrische wagens bedreigen businessmodel

Met een lage CO2-uitstoot lijkt frituurolie een grote toekomst te hebben als autobrandstof. De uitstoot ligt 90 procent lager dan die van gewone diesel. Maar met de opmars van de elektrische auto zou het businessmodel van Quatra binnen afzienbare tijd voorbijgestreefd kunnen zijn. “We stellen ons die vraag ook natuurlijk”, zegt Pol. “Maar de elektrische auto is niet het einde voor ons. Experts verwachten dat de vraag naar biodiesel de komende twintig jaar niet terugvalt.”

Ook luchtvaartmaatschappijen en de scheepvaart schuiven stilaan richting biobrandstoffen en met frituurolie kan je ook bouwstenen voor bioplastics maken. “Ons businessmodel zal dus misschien veranderen, maar niet verdwijnen”, besluiten ze.

Naar een artikel uit De Tijd door Jan De Schamphelaere