Op 11 oktober 1972 opende Willy met zijn ouders, zijn zus Lydie en nicht Marijke kapsalon Wilydie. De familie heeft de stiel van de vorige generatie geleerd. “Zij hadden al veertig jaar daarvoor hun kapsalon”, zegt Willy. “Een echte naam had hun zaak niet.”
“Willy en ik zijn elk op ons veertiende begonnen via leercontract”, zegt Marijke. “Een dag zaten we op school, de rest van de week waren we aan het werk. We vinden er nog altijd plezier in. Willy en ik zijn beste vrienden, we weten alles van elkaar. Elke dag om 5.30 uur gaan we open. Dat is inderdaad vroeg, maar mensen maken zich graag op, bijvoorbeeld voor ze naar de kerk gaan. Dat was vroeger zo, en nu nog.”
“Mensen hebben nood aan babbel”
Pensioen zit er voor het duo nog niet in. “Jongen toch, daar heb ik geen tijd voor”, zegt Willy. “We zijn altijd bezig, stilzitten is niet voor ons. De job is ook plezant, mensen mooi maken. Ik heb klanten die 97 jaar oud zijn. Dames die nog bij mijn ouders hun haren lieten knippen, en nu komen ze nog elke week bij mij. Moest je hen ontmoeten, ze zouden je nogal van je stoel klappen.”
Zelf zijn ze niet de grootste babbelaars. “Luisteren, dat doen we vooral”, zegt Willy. “De mensen hebben veel problemen. De laatste drie jaar is dat alleen verergerd. Ik geloof dat mensen ook nood hebben aan die gesprekken. De wereld evolueert zo snel, en niet iedereen kan even goed volgen. Je voelt dat mensen zorgen hebben.”
“Veel volk”
Eenzaam zijn Willy en Marijke alleszins niet. “Dit weekend vieren we ons vijftigjarige bestaan. Tot drie keer toe. Zaterdag komt het kerkkoor langs, waar Willy zelf bij zingt. Zondag en maandag komen onze klanten langs. Dat zijn zeker 150 mensen.”
“Nee hoor, er hebben er al 200 toegezegd”, corrigeert Willy. “Daarom spreiden we het ook over twee dagen, het wordt nogal wat volk. Al onze klanten zijn uitgenodigd.”