Vandaag is bijna driekwart van de Belgische ondernemingen in familiale handen, maar hun aantal slinkt. De meeste familiebedrijven dromen namelijk van familiale opvolging, maar in de praktijk worden tegenwoordig al vier op tien bedrijven door een externe speler overgenomen.
Vijf jaar geleden was dat nog het geval bij drie op de tien familiebedrijven. Dat stelt financieel planner Optima uit Gent op basis van de begeleiding van de overname van 212 bedrijven tijdens de voorbije drie jaar.
De Belgische ondernemerswereld blijft niet gespaard van de vergrijzing en dus staan de overnameplannen van heel wat familiebedrijven bovenaan de agenda. Grosso modo veertig procent procent van de bedrijfsleiders in ons land is zo volgens de officiële statistieken ouder dan 50 jaar, 25 procent is zelfs ouder dan 55. Heel wat ondernemers van de babyboomgeneratie naderen dus de pensioengerechtigde leeftijd. Maar terwijl ze vroeger de overname bijna terloops zouden regelen, pakken almaarmeer familiebedrijven het nu een stuk professioneler aan via overnamebemiddeling.
Daarbij wordt het bedrijf na een analyse verkoopsklaar gemaakt, daarna starten
de onderhandelingen tussen overlater en overnemer. Optima zag het aantal aanvragen om te bemiddelen tussen de bedrijfsleiding en de potentiële kopers sinds 2012 met 75 procent toenemen.
“Enkele jaren geleden startten we met een tiental dossiers rond overnamebemiddeling, vorig jaar waren er dat 77 en dit jaar wordt er gerekend op ruim 100 dossiers”, zegt Kris Van Deun, expert Overnamebemiddeling bij Optima. “De meeste ondernemers kunnen hun “kind” pas loslaten als ze echt zeker zijn dat het op eigen benen kan staan. Dat is ook de reden waarom ze de overname almaar vaker grondig willen voorbereiden. Ze hebben nood aan een professionele analyse van het bedrijf en willen de sterktes en zwaktes kennen. Eens het hele proces begonnen is, wordt de verkoopbaarheid geoptimaliseerd.”
Familiebedrijven worden echter almaar vaker door een derde partij overgenomen. “De laatste drie jaren zagen we dat in zes op tien van de gevallen nog een opvolger binnen de familie kan gevonden worden. Maar in vier op de tien gevallen wordt het bedrijf vandaag verkocht aan een externe overnemer. En dat aantal blijft stijgen. Amper vijf jaar geleden werd zo nog maar in drie op de tien gevallen aan een derde verkocht”, zo stelt Van Deun. “Dat is op z’n minst opvallend te noemen, zeker als je weet dat familiebedrijven in ons land voor een derde van het bbp staan en voor 45 procent van de werkgelegenheid zorgen.”
De reden dat er steeds vaker aan derden wordt verkocht, is meestal financieel van
aard. Zo komt het geregeld voor dat er binnen de familie niemand is die over
voldoende kapitaal beschikt om het roer over te nemen of om de broers/zussen uit te kopen. Bovendien dreigen overnames van familiebedrijven meer dan eens te
verzanden in familieruzies. Het feit dat er – dikwijls noodgedwongen – almaar meer aan derden verkocht wordt, maakt het er voor ondernemers niet gemakkelijker op. Bovendien zijn die externe partijen steeds vaker investeringsfondsen of vermogende families. Sinds 2012 is op dat vlak zelfs sprake van een verdubbeling, zo blijkt uit de dossiers van Optima. Daarnaast blijkt uit de analyse van Optima dat één op vier ondernemers voor een zogenaamde owner buy-out kiest. Kris Van Deun: “Ondernemers hebben het emotioneel vaak moeilijk om hun ‘kind’ los te laten en kunnen er dan voor kiezen om nog drie tot zes jaar deels in de zaak te blijven als de overdracht al een feit is. In feite is het een tussenstap om de overdracht te vergemakkelijken. Zo biedt het de bedrijfsleider de kans om nog een graantje mee te pikken van de toekomstige
waardestijging van zijn bedrijf en intussen toch al emotioneel afscheid te
nemen, zijn kennis over te dragen, en een stuk van zijn vermogen veilig te
stellen.”