De aanname dat vergrijzing, de communicerende vaten tussen werkloosheidsstelsel en het stelsel van ziekte en invaliditeit en de veranderende arbeidsomstandigheden de verklaring vormt voor deze stijging klopt niet.
Dat België een hoog aandeel inactieven (26%) heeft in de leeftijdscategorie 20-65 jaar is intussen geen geheim meer. Slechts vier landen scoren slechter (Griekenland, Roemenië, Kroatië en Italië). Binnen deze heterogene groep zijn de zieken en invaliden de belangrijkste groep. Ongeveer één op vier inactieven is ziek of invalide. Uit een vergelijking met de rest van Europa blijkt dat slechts twee landen in de EU een hoger aandeel zieken en invaliden hebben (Nederland en Denemarken). België heeft met 6.4% een hoog aandeel inactieven ten gevolge van ziekte en/of invaliditeit. Het Europees gemiddelde bedraagt 4.3%. Onrustwekkend is dat de kloof met de rest van Europa sterk is vergroot. Deze kloof bedroeg in 2010 slechts 0.7 pp en is in 2019 opgelopen tot 2.1 pp.
Dat het aandeel zieken en invaliden zo snel is gegroeid de voorbije jaren kan niet teruggevoerd worden op de vergrijzing. Het zijn in Europa niet de meest grijze landen (Duitsland en Italië) die de meeste zieken en invaliden tellen. En omgekeerd behoren de landen met het hoogste aandeel zieken en invaliden (waaronder België) niet tot de grijze landen binnen Europa. Slechts zeven landen in de EU zijn ‘jonger’ dan België.
Dat de stijging van het aandeel zieken en invaliden een logisch gevolg is van de meer activerende aanpak in het stelsel van de werkloosheid wordt ook niet door de Europese cijfers bevestigd. In Europa daalde de werkloosheid veel meer dan dat het aandeel zieken en invaliden steeg. In gans Europa daalde de werkloosheid de voorbije tien jaar, maar slechts in ongeveer de helft van de landen was er een stijging van het aandeel zieken en invaliden. Dat er in België een meer dan gemiddelde stroom vanuit werkloosheid naar inactiviteit is geweest heeft dus vooral intern institutionele oorzaken. Het meest waarschijnlijke is dat andere landen de poortwachterfunctie van het stelsel ziekte en invaliditeit beter hebben bewaakt dan België.
Tenslotte is er de aanname dat de wijzigende arbeidsomstandigheden een belangrijke oorzaak zijn van de stijging van het aandeel zieken en invaliden. Maar ook dit is moeilijk hard te maken vanuit statistische bronnen. België scoort inzake arbeidsomstandigheden goed tot gemiddeld in Europa en is nooit in de onderste regionen te vinden. België kent ook minder dan gemiddeld nachtwerk.
België combineert een minder dan gemiddelde werkzaamheidsgraad met een hoger dan gemiddelde ziekte en invaliditeitsgraad en is daarmee redelijk uniek in Europa. Wallonië en Brussel combineren een hoge ziekte en invaliditeitsgraad met een hoger dan gemiddelde werkloosheidsgraad. Vlaanderen (5.7) en Brussel (5.9) scoren onder en Wallonië (7.5) boven het Belgische niveau maar ook de eerste twee gewesten noteren boven het Europese gemiddelde. De communautaire verschillen kunnen wel een rol spelen in de politieke slagkracht om het probleem aan te pakken.
Wat kunnen we daar aan doen?
“Alle betrokken actoren zouden om te beginnen het probleem moeten erkennen”, zegt Jan Denys, arbeidsmarktdeskundige bij Randstad. “Het huidig stelsel inzake ziekte en invaliditeit functioneert onvoldoende en de recent sterk groeiende kloof met de rest van Europa zou minstens tot een hogere sense of urgency moeten leiden. De genomen maatregelen de voorbije jaren zijn duidelijk onvoldoende. De grootste slachtoffers van het systeem zijn de betrokken mensen zelf. Het zal vermoedelijk toch de politiek moeten zijn die in deze het initiatief moet nemen.“