Aannemers, schilders, loodgieters of stellingbouwers moeten in elke Limburgse gemeente een andere werkwijze volgen als ze aan de slag willen en daarbij een parkeerplaats of stoep tijdelijk moeten innemen. Dat blijkt uit een onderzoek in opdracht van Unizo Limburg en Bouwunie Limburg, uitgevoerd door Maarten Schmailzl, Master Handelswetenschappen aan de UHasselt.
De studie werd uitgevoerd bij vijftien Limburgse steden en gemeenten. Wat blijkt? In élke gemeente zijn de procedures, termijnen en kostprijzen voor het innemen van het openbaar domein anders. Ondernemers die vaak verder dan hun eigen gemeente werken, zijn nauwelijks op de hoogte van de vereisten van andere steden en gemeenten.
Zo verschilt de plaats waar je moet zijn om een vergunning aan te vragen: van gemeentelijke dienst tot politie. De aanvraagprocedure kan in 8 gemeenten volledig via een online formulier gebeuren, in 7 andere gebeuren de aanvragen door een ingevuld document via mail of aan het loket in te dienen. Verder blijkt er vaak een verschil tussen ‘kleine’ en ‘grote’ werken, al is de definitie hiervan niet dezelfde. “Ook de termijn om een aanvraag in te dienen, wordt soms in kalenderdagen, en dan weer in werkdagen geteld”, weet Davy Maesen van Bouwunie Limburg.
Bart Lodewyckx van Unizo Limburg: “Er ligt een belangrijke uitdaging om onduidelijkheden en verschillen tussen gemeenten weg te werken: hanteer dezelfde definitie voor kleine en grote werken, pas eenzelfde aanvraagtermijn toe en maak een eensgezinde keuze voor werkdagen dan wel voor kalenderdagen. Op die manier worden ondernemers niet geconfronteerd met problemen of kosten door laattijdige aangiftes. Als je als zelfstandige een inventaris moet bijhouden van alle gemeenten en de manier waarop je er het openbaar domein kunt innemen, blijft er nog weinig tijd over om de klus voor de klant echt uit te voeren.”