kris boeckmans

Voormalig wielrenner Kris Boeckmans opent met koffiebar een trekpleister voor Kempense fietsers

ZOERSEL - Koers en koffie. Kris Boeckmans is niet de enige gezant van het peloton die het donkere drankje omarmt, maar de 35-jarige Antwerpenaar heeft van een hobby wel een beroep kunnen maken. Sinds vorig jaar baat hij Café Fringale uit, pleisterplaats voor fietsers uit de Kempen en ver daarbuiten.

Zoersel lijkt geen evidente locatie voor de betere koffiebar, een verschijnsel dat zich toch vooral situeert in hippe stadswijken. “Het was inderdaad een beetje gewaagd om in een dorpje zo’n etablissement te beginnen. Iedereen verklaarde me gek, maar het marcheert wel. De cijfers zijn goed en steeds meer wielrenners van het meest uiteenlopende ­niveau beginnen hun weg hierheen te vinden. Uiteraard zijn ook andere mensen hier ­welkom.”

Onder meer Wout van Aert, de ­familie Van der Poel, Jan Bakelants, Zdenek Stybar en de ­crossende broers Aerts en Sweeck passeren wel eens in Café ­Fringale, net als collega’s die vanuit Oost-Vlaanderen of Limburg wat kilometers willen maken. “Die gasten weten ook dat hun dure fietsen hier veilig staan en ik vind het leuk dat de band met mijn vroegere leven blijft ­bestaan.”

 

© Wim Kempenaers

Al in zijn laatste jaar als amateur droomde Boeckmans ervan om een fietsenwinkel te combineren met een koffiezaak, maar het ­concept – een kopje drinken ­tijdens de herstelling – bleek niet haalbaar. Toen hij het ­ouderlijk huis verliet, was een deftige ­koffiemachine zijn allereerste ­aankoop. Een mooi begin, maar naarmate de interesse toenam, zocht Boeckmans een beter ­toestel. Tijdens een trainingsstage met Lotto op ­Mallorca hadden zijn ploegmaats André Greipel en Marcel Sieberg zo’n exemplaar ontdekt.

“En die gasten sleurden mij mee. Ik zag die machine – een Rocket, ­bekend in het wielermilieu – en heb meteen zelf eentje besteld. Samen met Serge Pauwels ben ik een van de eerste Belgen met zo’n toestel.”

Noodlot

Zou dit fraaie etablissement ook dienen als een welgemeende fuck you aan het noodlot? Want in de Vuelta van 2015 sloeg Boeckmans snoeihard tegen het asfalt. Dat hij de klap overleefde, mag een gods­wonder heten. Hij schat zelf dat hij een keer of zes aan de dood ontsnapte. Het bloedverlies. De ingeslikte tong. De bloeding in zijn longen.

Ook de beslissing om hem rechtstreeks naar een universitair ­ziekenhuis over te brengen, bleek ­levensreddend. Net daar stond een toestel – een van de negen exem­plaren in heel Spanje – dat hij nodig had. Vervolgens werd die machine net op tijd weer uitgeschakeld, wat hem vrijwaarde van fatale bloedklonters.

“Niemand geloofde dat ik ooit nog zou kunnen koersen. Ikzelf ook niet. Vergelijk dat even met het lot van mijn supercollega Stig Broeckx, met wie ik wel eens ging trainen of ­feesten (Broeckx moest na een zwaar fietsongeval in 2016 zijn loopbaan stopzetten, red.). En ik heb een broer die op jonge ­leeftijd verongelukt is, die dus geen kans meer gekregen heeft. Terwijl ik nog wel een tweede kans heb gekregen.”

In het voorjaar van 2016, veel sneller dan verwacht na zijn ­dramatische crash, maakte Boeckmans zijn wederoptreden.

“Dat was een godsgeschenk. Ik ben er fier op dat ik dat nog heb bereikt, al was het niet evident. Ik moest veel meer rusten dan voorheen en moest harder trainen. En telkens als ik me – na een heel lange weg – weer echt goed begon te voelen, brak ik eerst mijn arm en het jaar nadien mijn sleutelbeen. Om echt mijn oude niveau weer te bereiken, was de schade aan mijn longen te groot.”

Volksmens

Uiteindelijk bleek de corona­pandemie fataal. In 2020 zette hij er een punt achter. “Al die beperkingen, al die ­testen, al die geschrapte ­koersen… Ik ben een volksmens, maar je kon voor en na de koers met niemand nog contact ­hebben. Toen ik vervolgens te ­horen kreeg dat ik door de crisis moest ­in­leveren, hoefde het voor mij niet meer.”

Fietsen doet hij nog wel, zij het met mondjesmaat. Omdat Café Fringale tijdens de zomer­maanden vier dagen per week open is, beperkt de voormalige Europees kampioen bij de ­beloften zijn trainingen tot een halve dag per week. “Bovendien houd ik woensdagen en zaterdagen vrij voor mijn driejarige zoontje Alec. Als we straks terug­vallen op drie openings­dagen, hoop ik een extra training te kunnen inbouwen. Onderweg stop ik meestal ergens in een ­koffiebar. Zo zie ik niet alleen hoe de concurrentie werkt, maar leer ik ook nieuwe smaken ­kennen.”

© Wim Kempenaers

Vaderschap

In februari 2019 beviel Boeckmans’ Canadese vriendin Marie-Claude van een zoontje. Hij ­geniet van het vaderschap, maar voelt sindsdien een grote kwetsbaarheid.

“Ik kom uit een gezin met vier ­kinderen, maar aan een tweede kind denken we niet meteen. Het is goed zoals het nu is. Ik ga Alec niet tegenhouden als hij wil ­koersen, maar van mij moet hij zeker niet. Fietsen wordt steeds gevaarlijker. Vóór negen uur ’s morgens ging ik nooit trainen. Veel te riskant, de spits. Er zijn ­zoveel kamikazes achter het stuur. Een schande.”

Ook zeven jaar na de feiten zijn ook de financiële gevolgen van het ­ongeval nog niet afgehandeld. Omdat de verzekeringen geen vergelijk vonden, zal de arbeidsrechtbank zich moeten uit­spreken.

“Het voorstel dat ik kreeg, was onaanvaardbaar. De verzekering stelde mij een invaliditeit van twee procent voor. Terwijl alles onder de vijf ­procent dan nog ­gehalveerd wordt. Rest dus: één procent. Mensen met een ­afgesneden vingertopje worden soms voor tien procent invalide verklaard, terwijl ik helemaal niet meer dezelfde ben als voor het ­accident. Drie jaar lang hebben ze mij nooit ­gebeld. Behalve de laatste maand voor het afsluiten. Om mij onder druk te zetten, kreeg ik plots tien­tallen telefoontjes.”