Het verhaal van kleding- en schoenenwinkel Veja begint lang vóór 1973. Hilda Vermeersch en haar man Louis Jansen, je hoeft geen genie te zijn om hier de naam Veja uit af te leiden, hadden in de jaren zestig een bescheiden schoenenfabriek in de Heidestraat, wat verderop in Merksplas. “Onze vader is in de jaren vijftig als schoenmaker in het dorp begonnen en had na verloop van tijd een eigen fabriekje waar schoenen met de hand gemaakt werden”, zegt zaakvoerder Frank Jansen.
Discounter avant la lettre
Eind jaren zestig zag Louis Jansen in dat hij met zijn eigen productie niet meer kon opboksen tegen de veel goedkopere import. Het schoenenfabriekje werd een winkel, een soort discounter avant la lettre, waar hij schoenen uit het toenmalige Oostblok verkocht. “Dat was ongezien in de Kempen”, zegt Frank, die als kind groot werd tussen de schoenen in de fabriek. “In die tijd had je bij de schoenmaker in het dorp de keuze uit drie paar zwarte en één paar bruine schoenen, en dat was het. De stockverkopen in de fabriek waren een succes. In 1973 ging de nieuwe, grotere winkel op deze locatie open. De goedkope prijs was nog altijd het belangrijkste verkoopsargument.”
Expansie
Louis Jansen is een echte ondernemer. Al snel zijn er vijftien Veja’s in het hele land, allemaal volgens het beproefde concept dat in Merksplas het licht heeft gezien: veel en vooral goedkoop. Amper drie jaar na de opening en de razendsnelle expansie slaat het noodlot toe. Stichter Louis Jansen komt in 1976 om het leven bij een auto-ongeval. Moeder Hilda blijft achter met vier jonge kinderen en zet de zaak met een paar andere mensen verder. Op het hoogtepunt, eind jaren tachtig, zijn er zelfs 37 Veja-winkels in België. Midden jaren negentig komt er een einde aan het imperium en na een faillissement blijft alleen de winkel in Merksplas overeind.
Zoon Frank Jansen stapt na zijn legerdienst in 1987 in de familiezaak. Zussen Myriam en Marleen werken dan al voor Veja. Over de teloorgang van het imperium wil Frank niet veel kwijt. “Alleen dit: ons moeder was slecht omringd. Er hebben een paar mensen van haar goedheid misbruik gemaakt. We hebben toen wel ingezien dat we niet langer alleen op de prijs konden spelen. We konden niet langer de goedkoopste zijn. Daar hebben we onszelf een eerste keer moeten heruitvinden.”
Dolle Dagen
In Merksplas worden in 1988 onder impuls van Frank de eerste Dolle Dagen op poten gezet. “We hadden een grote tent met koopjes op de parking, er stonden verschillende kermiskramen en er traden artiesten op. Dat laatste was een groot probleem. Je kunt het je nu niet voorstellen, maar Vlaamse zangers waren toen haast uitgestorven. We moesten in Nederland op zoek naar populaire zangers met enige naam. VTM (opgericht in februari 1989, red.) zou daar verandering in brengen met Tien om te Zien. Iedereen die daar op het podium heeft gestaan is hier ook weleens gepasseerd. Het was hier in die jaren over de koppen lopen en dat zagen we ook aan de verkoopcijfers. Maar na vijftien jaar maakten we daar het verschil niet meer mee en zijn we gestopt met de Dolle Dagen.”
Helikopter
“Sinterklaas is nog zo’n fenomeen. Er zijn jaren geweest dat hij hier met de helikopter aankwam en er honderden gezinnen hem stonden op te wachten. Dat was toen een ongelooflijke stunt, maar op den duur kwam je op elke straathoek een sinterklaas tegen”, blikt Frank terug. Veja boekte in die tijd ook succes met een ander fenomeen dat ondertussen een stille dood is gestorven. Er kwamen haast dagelijks drie à vier bussen op bezoek, vanuit het hele land. “Die mensen kregen dan een gratis pannenkoek in onze cafetaria en wat korting op hun aankopen. Na hun bezoek aan Veja gingen ze dan nog een dansje doen in een of ander baancafé. Waarom dat gestopt is? Ik zeg altijd dat het komt omdat oude mensen niet meer bestaan. Toen waren gepensioneerden nog niet zo mobiel en gingen ze met de bus op zo’n uitgestippelde daguitstap. Dat was destijds een hele belevenis. Nu staat bij wijze van spreken heel de wereld open voor mensen boven de 60.”
Fashion Factory
Met de opkomst van de merkkleding zo’n 25 jaar geleden zetten Frank en zijn zussen een nieuwe stap. “Merken als Esprit en G-Star kenden veel succes, maar we vonden het te gedurfd om die in Veja te brengen. Daarom hebben we met Fashion Factory een tweede zaak opgericht in hetzelfde gebouw, iets duurder en met meer focus op merken. Dat heeft altijd goed gelopen, maar net voor corona vonden we dat het verschil tussen Veja en Fashion Factory te klein was geworden. We hebben opnieuw alles onder één dak en één noemer gebracht: Veja Multibrandstore. Een officiële opening hebben we niet kunnen doen. Uitgerekend tijdens het lanceringsweekend ging het land in lockdown. De winkel ging twee maanden op slot. Dat was heftig. Het personeel is ons trouw gebleven in die moeilijke periode. Er werken hier twaalf mensen en er is weinig verloop. We kunnen rekenen op een stabiel team.”
Grote winkel, kleine speler
In 2008 koopt Frank zijn zussen uit en sindsdien zijn hij en zijn vrouw Caroline de zaakvoerders. Zoon Matthias en dochter Babiche werken ondertussen ook in de zaak. “Of ze Veja echt willen verderzetten als mijn vrouw en ik stoppen, zullen we nog zien. Wij hebben een grote winkel, maar we zijn een kleine speler. Er hebben andere bedrijven verschillende keren aan mijn mouw getrokken om te verkopen, maar daar had ik toen als jonge kerel geen behoefte aan.”
Twee soorten klanten
Tot slot, hoe ziet volgens Frank een typische Veja-klant eruit? “We hebben twee soorten klanten. Enerzijds zijn er de jonge gezinnen met kinderen. Het ballenbad achteraan in de winkel mogen we nooit wegdoen, daar zijn de ouders ons heel dankbaar voor. Anderzijds bedienen we de iets oudere klant. Dat zijn vaak mensen die ons al dertig of veertig jaar trouw zijn en onze aanpak appreciëren. Winkelen is hier een familiegebeuren, we zijn er voor onze klanten. Dat is bij de grote ketens anders volgens mij. De jongeren van 16 à 17 jaar zijn we kwijtgespeeld. Die gaan liever in de stad winkelen, of online. Opvallend is dat ze een paar jaar later, als ze zelf een gezin hebben, plots wel terugkeren naar Veja. Dat sterkt me in de overtuiging dat we een toekomst hebben, ondanks alle concurrentie. Daarom investeren we momenteel weer heel wat in de winkel én in onze parking. Nog de hele maand zijn er tal van acties om onze verjaardag in de verf te zetten, vaak draait het rond het cijfer 50 met een percentage achter.”
Oog in oog met terrorist op Thalys
In 2015 haalden Frank en zijn vrouw Caroline ongewild het wereldnieuws. Zij zaten op de Thalys naar Parijs in de treincoupé waar een terrorist een aanslag wilde plegen. “We gingen in Frankrijk aankopen voor de winkel doen. Het was de eerste keer dat we de Thalys namen, maar we zijn dus nooit in Parijs geraakt. Die terrorist kwam uit het toilet met een pistool en een kalasjnikov. Nadat hij onze buurman in de trein had verwond met het pistool, richtte hij zijn kalasjnikov op mij. Hij zou schieten, maar het wapen blokkeerde. Op dat moment stormden drie Amerikaanse jonge kerels op hem af. Ze waren op het tumult afgekomen en konden de terrorist ontwapenen en tegen de grond werken.”
Clint Eastwood maakte met The 15:17 to Paris een film over de mislukte aanslag. Frank heeft de film gezien. “Laten we zeggen dat het de betere fictie is, maar niet de hele waarheid van hoe het gegaan is. Sinds die dag zijn we nooit meer in Parijs geweest. Ook het proces in 2020 heeft onze advocaat voor ons afgehandeld. We moesten twee maanden in Parijs beschikbaar zijn, dat zou met de winkel ook niet mogelijk zijn.” Frank en zijn vrouw hebben de traumatische ervaring naar eigen zeggen achter zich kunnen laten. “We zijn nog altijd geen fan van treinen. En in het begin reageerde ik vaak overdreven angstig op harde geluiden, maar ook dat ebt weg. De kans dat we nog een keer zoiets meemaken in ons leven lijkt me heel klein, gelukkig maar.”
Gewapende overval en inbraak door dak
De winkel in Merksplas is van groot onheil gespaard gebleven tijdens de voorbije vijf decennia. “Een brand hebben we gelukkig nooit meegemaakt”, zegt Frank Jansen. “Wel is er hier zo’n dertig jaar geleden een gewapende overval gepleegd. Ik was toen zelf niet in de winkel. De ingang was nog vooraan in de winkel en twee mannen met bivakmutsen eisten de inhoud van de kassa. Er is zelfs in het plafond geschoten. Veel hadden ze niet mee, een paar duizend franken. Er stond op dat moment toevallig een politieman aan de kassa. Hij heeft die gangsters hun ding laten doen, hij was hier ook maar gewoon in burger aan het winkelen. Maar dankzij zijn alertheid hebben ze die mannen diezelfde nacht nog kunnen identificeren en oppakken. Ik geloof dat hij de nummerplaat en het type wagen van die mannen meteen heeft doorgegeven. De winkel kreeg ook een paar keer inbrekers over de vloer. Fashion Factory hebben ze ooit bijna helemaal leeggehaald. Dat was niet fijn. Zo’n drie maanden geleden hebben ze hier een gat in het dak gemaakt en zijn ze zo binnengeraakt. Ik denk dat ze zich vergist hadden en eigenlijk in Sportcity (uitgebaat door broer Rob, red.) hiernaast wilden zijn, want ze hebben geprobeerd een gat in de muur te maken. Dat is niet gelukt en dan zijn ze zonder buit weer weggevlucht. Om de zoveel jaar komt het weleens voor dat inbrekers ons viseren. Alles is hier goed beveiligd, maar het valt blijkbaar niet te vermijden.”