Zes jaar lang knutselde Staf Beckers in zijn eenvoudig werkhuis in de Kerkstraat in Groot-Vorst aan zijn motor. Duizenden schetsen had hij gemaakt, honderden keren verbeteringen aangebracht. Zijn zoektocht eindigde op een gedenkwaardige dag in december 1956.
Die ochtend goot Staf benzine in de vergaarbak, zette de vergasser en compressor aan, schakelde de stroom in voor de vonkenregen en met een hels kabaal sloeg de motor aan. Het ding bleef acht minuten draaien. Acht minuten teringherrie. Maar voor Staf speelde de motor zijn ‘Beckerssymfonie’ Hij had die dag de ontploffingsmotor uitgevonden en schreef er ‘industriële geschiedenis’ mee.
Mijlpaal
Het was een mijlpaal met dezelfde impact als de eerste motor van Rudolf Diesel die in 1894 welgeteld een minuut bleef draaien. Beckers uitvinding werd voorpaginanieuws. “Revolutionair: zelfs een leek in de automechaniek zou dat schokkende woord in de mond moeten nemen”, zo schreef Het Nieuwsblad. Het tijdschrift De Post deelde in die euforie: “Het gebeurt niet elke dag, niet elke maand, niet elk jaar dat men over iets geheel nieuws kan spreken in verband met de bouw van zelf bewegende voertuigen”.
Wankel
Een succesverhaal van een kleine man die met een grootse ontdekking de wereld zou verbazen, leek in de maak. Maar het zou anders uitdraaien. Er meldde zich een kaper aan de kust …
Want ook Felix Wankel, een Zuid-Duitser die in Lindau een boekhandel uitbaatte, prutste in zijn vrije uren aan een motor, vrijwel krek dezelfde als die van Staf Beckers. De Duitser zou pas drie jaar na het gelukte experiment in de garage van Staf Beckers een patent nemen op zijn uitvinding.
Geen patent
Toch ging hij, de tweede in de pikorde, de geschiedenis in als de uitvinder van de Wankelmotor. De oorzaak hiervoor was 100.000 frank, het bedrag dat Beckers in 1956 niet had om zijn uitvinding wereldwijd te patenteren. Daardoor miste de kleine man uit Groot-Vorst zijn ontmoeting met de geschiedenis. “Ons land ontliep de kans om de leiding te nemen in de autonijverheid’’, zo blokte een krantenkop. Terecht, want niet Beckers maar Wankel zou naar Amerika gehaald worden om er vliegtuigen te laten opstijgen met zijn wondermotor.
Het geval-Beckers zorgde voor een Belgische kater. In het parlement pleitte een Oostendse volksvertegenwoordiger vurig voor meer financiële steun voor uitvinders die er echt toe deden.
Koppig
Maar tussen droom en eeuwige roem stond ook Staf zelf in de weg. Toen autoconstructeurs uit Amerika hem een aanbod deden om in ruil voor kost en inwoon en een lucratief loon in de States zijn motor te perfectioneren, weigerde Beckers. Koppig als hij was, wilde hij zelf de constructie van zijn motor aanvangen.
De zwijgzame garagist was niet uit zijn Kempense geboortegrond te trekken, zelfs niet met de 18 paardenkracht die zijn motor voortbracht. Staf speelde tuba bij de fanfare van Groot-Vorst. Hij kon zijn vrienden niet missen. En ook zijn hond Spit, genoemd naar het jachtvliegtuig Spitfire waaraan hij in de legerkazerne van Kleine-Brogel werkte, hield hem in Groot-Vorst.
Grasmobiel
Staf Beckers kreeg later nog een herkansing. Bobbejaan Schoepen deed hem het voorstel om de grasmobiel, een voertuig dat op gras reed uit het legendarische Jommekesalbum ‘in het echt’ te bouwen. Maar ook dat werd niets. Op Beckers’ uitvinderspalmares staan nog wel patenten voor een ‘flessenopener’ en ‘een eeuwige magneet’.
Hartstilstand
Slechts 54 jaar was hij toen een hartstilstand hem trof. Gustaaf ‘Staf’ Beckers werd in 1978 begraven onder de bescheiden schaduw van de kerktoren van zijn Kempens dorp. Maar net zo goed had hij een praalgraf kunnen hebben in een industriële grootstad in de Verenigde Staten.
Net zo goed als zijn collega-uitvinders Leo Baekeland en Ernest Solvay had hij kandidaat kunnen zijn voor de titel van ‘Grootste Belg’. En allicht had deze eenvoudige garagehouder meer recht op een wereldwijd bekend eponiem dan de Duitser Felix Wankel. Want mocht de geschiedenis rechtvaardig zijn, dan spraken we nu van de ‘Beckersmotor’ en niet van de ‘Wankelmotor’.