Een keer per week, als de avond officieel begint, schudden we het kussen in de zetel even op. We nemen het wollen deken, leggen ons in de zetel en sturen de digicorder richting onze favorite escape.
Ik Vertrek! Het is weer begonnen. We volgden het programma al jaren op de Nederlandse tv, en verheugen ons nu ook over de Vlaamse versie. Het is een fantastisch format.
Elke keer hetzelfde liedje: een koppel met half uitgewerkte plannen, een bouwvallige koopje onder de buitenlandse zon, een abominabele kennis van de nieuwe moedertaal en een absurd laag bouwbudget. Zelfs al zegt het koppel dat ze het recipe-for-disaster kennen: ze tuinen met hun ogen open in de val.
Een keer was het anders. Een bemiddeld Nederlands koppel kocht een prachtig landgoed. Ze hadden geen taalproblemen, een renovatie was niet nodig. Er was geen gapend gat in het dak na een onverklaarbare raketaanslag. Alles verliep goed. Soms een rimpeltje, maar over het algemeen: goed. We haalden na afloop onze schouders op, en zeiden: zo kan het ook. Maar daar bleef het bij.
Ik Vertrek doet ook ons dromen. Een hele aflevering lang denken we luidop mee over wat wij zouden doen, welke keuze wij zouden maken. Het zou Frankrijk wel eens kunnen worden, met zijn glooiende landschappen en gezellige marktjes. Of als de wol aan mijn voeten niet genoeg afdoet: Italië! Met mijn Vespa door de wijngaarden, bellissimo!
Dus we vertrekken elke week een keertje, voor een half uurtje. Maar na die dertig minuten guilty pleasure halen we even de schouders op, kijken we naar elkaar en weten we het zeker: oost, west, thuis best. De Kempen heeft het wel, hoor.