Antwerpen – “Eind oktober bereikten de EU-landen een compromisakkoord rond de nieuwe detacheringsregels. Dat werd als groot nieuws aangekondigd, maar voor Belgische ondernemingen die een beroep doen op gedetacheerde buitenlandse werknemers verandert dat eigenlijk niets”, zeggen Bart Elias, Partner in charge of Employment Law, en Nadja De Bie, Security & Immigration en Senior Legal Counsel van PwC Antwerpen.
België toonde zich een voorbeeldige leerling
In België geldt al 15 jaar een wettelijk kader dat bepaalt dat op gedetacheerde buitenlandse werknemers een overgroot deel van het Belgische arbeidsrecht van toepassing is waardoor zij hetzelfde sectorale loon en voordelenpakket moeten ontvangen als de Belgische werknemers. “Wij pleiten wel voor betere controles om inbreuken op die wet tegen te gaan en raden Belgische bedrijven die zelf werknemers naar het buitenland detacheren aan om land per land te bekijken wat de nieuwe regeling verandert”, zeggen beide PwC-consultants.
Detachering neemt toe
Meer en meer zenden bedrijf werknemers naar een andere lidstaat om daar tijdelijk een dienst uit te voeren. Jaarlijks zouden zo meer dan 80.000 Belgen de grens oversteken. In de praktijk werkten de regels tot nu toe vaak sociale dumping in de hand, met Oost-Europese arbeiders die naar het westen afzakken en vooral in de bouw- en de transportsector tegen lagere lonen dan hun westerse collega’s aan de slag gaan.
“Niemand kan iets tegen arbeidsmobiltieit hebben”, zegt Bart Elias. “Het schoentje knelt echter als dat systeem gebruikt wordt om sociale fraude te plegen door de gedetacheerde werknemers minder te betalen. In principe is dat in België al lang niet meer mogelijk. Er is een correcte wettelijke regeling, hoewel in de bouw en de transportsector veel misbruiken worden vastgesteld.”
Nieuw compromis
“Het compromis zou het euvel van de vaagheid van de vorige richtlijn moeten verhelpen”, geeft Nadja De Bie aan, “zodat de sociale en politieke spanningen die in de lidstaten zijn ontstaan rond de zowat twee miljoen Europese werknemers die tijdelijk in een ander Europees land aan het werk zijn, worden weggenomen. Met name de Oost-Europese landen lagen lang dwars om de regels te veranderen. Als landen zoals België en Duitsland onder meer hun landbouwproducten en auto’s naar Oost-Europese landen mogen exporteren, vonden zij dat ook goedkopere werknemers mochten ‘geëxporteerd’ worden. Zij vroegen ook dat in ruil voor het accepteren van de gelijke beloning, de gedetacheerde werknemers 24 maanden in het ontvangende land zouden kunnen werken zonder dat het lokale arbeidsrecht volledig van toepassing zou worden, er een uitzondering kwam voor ontslagrecht en een overgangsperiode van vijf jaar om nog zo lang mogelijk het huidige systeem in stand te houden.”
Wat moeten Belgische bedrijven onthouden?
Uiteindelijk is een compromis bereikt met een overgangsperiode van 4 jaar en mogen gedetacheerden 12 maanden aan de slag in een ander land zonder dat het volledige lokale arbeidsrecht – uitgezonderd het ontslagrecht – van toepassing wordt, met de mogelijkheid om deze periode te verlengen tot 18 maanden. Voor de transportsector komen later andere regels.
“Uiteindelijk is er dus niet zoveel nieuws onder de zon voor werknemers die naar België worden gedetacheerd”, stelt Bart Elias.
En daarmee zijn het probleem van sociale dumping en vragen rond de gedetacheerde zelfstandigen nog niet opgelost. Het huidige compromis gaat bovendien enkel over het toepasselijke arbeidsrecht en raakt niet aan de verschillende socialezekerheidstarieven die in de EU-lidstaten van toepassing zijn.
“Onze bedrijven moeten goed nadenken over innovatie en taakspecialisatie. Door nauwer samen te werken met het onderwijs en op die manier in te zetten op het ontwikkelen van de specifieke vaardigheden die echt nodig zijn, kunnen ze alvast vermijden dat ze te vaak onder meer ingenieurs uit andere lidstaten moeten inschakelen”, concludeert Elias.