Op een werf van chemiebedrijf Borealis in Kallo (Beveren) werden bij een controle in de zomer van 2022 tientallen buitenlandse arbeiders aangetroffen die er werden uitgebuit. Ze verdienden amper 4 tot 6 euro per uur en werden er tewerkgesteld via onderaannemers. Bij de instorting van een schoolgebouw in aanbouw, in juni 2021 in de wijk Nieuw Zuid in Antwerpen, kwamen er arbeiders van onderaannemers om het leven.
De keten van onderaannemers bij bouwprojecten kwam door beide zaken op de radar van het onderzoeksinstituut HIVA-KU Leuven. “Om een genuanceerder en duidelijk beeld te krijgen over hoe het eraan toegaat in België, was het nodig om de volledige structuur van ketens in kaart te brengen”, vertelt onderzoeker Frederic De Wispelaere. “Dat was nog nooit gebeurd, ook niet in andere Europese landen.”
De onderzoekers keken specifiek naar RSZ-gegevens van ‘werken in onroerende staat’, bouwwerken dus. Projecten vanaf 5.000 euro met minstens één onderaannemer, of vanaf 30.000 euro zonder aannemer, moeten bij de RSZ aangegeven worden. De onderzoekers analyseerden de gegevens voor het jaar 2022 en hadden bijzondere aandacht voor de projecten met een kostprijs boven de 500.000 euro. Maar omdat geweten is dat niet alle bedrijven aangifte doen – ondanks het risico op sancties – wijzen de onderzoekers erop dat de resultaten een onderschatting kunnen zijn van de werkelijke omvang van het fenomeen.
188 onderaannemers
Uit de analyse blijkt dat een onderaannemingsketen bij deze grote projecten boven 500.000 euro gemiddeld 1,6 hoofdaannemers en 16,5 onderaannemers telt. Ongeveer 30 procent van deze grote ketens heeft zelfs twintig of meer onderaannemers. De grootste keten die vastgesteld werd, bestond uit 188 onderaannemers.
Gemiddeld wordt in de grote projecten gewerkt met één niveau van hoofdaannemers en twee niveaus van onderaannemers. Een op vijf ketens telt drie of meer niveaus van onderaannemers. De langste keten had zeven niveaus.
Quasi alle hoofdaannemers (97 procent bij de grote werken) zijn gevestigd in België. 22 procent van de onderaannemers komt uit het buitenland, voornamelijk uit Polen. Hoe lager in de onderaannemingsketen, hoe hoger het aandeel buitenlandse onderaannemers.
In de nasleep van de zaak-Borealis en de instorting van de Antwerpse school werden discussies gevoerd over het al dan niet inperken van onderaannemingsketens. “Het lijkt logisch om de uitzonderingen eruit te halen, zodat duidelijker wordt wie verantwoordelijk en aansprakelijk is op een bouwwerf en er ook een betere handhaving mogelijk is”, stelt De Wispelaere. “Onze studie geeft een nuttige bijdrage aan deze politieke discussie, waarbij ook de nadelen van het inperken van de keten moeten worden meegenomen.”