Lange tijd leek de inflatie dood en begraven te zijn. De olieschokken in de jaren zeventig van de vorige eeuw zorgden voor sterk oplopende inflatie in heel wat Westerse landen. Het was de legendarische Amerikaanse centrale bankier Paul Volcker die begin jaren tachtig de strijd aanbond met de inflatie. Telkens de inflatie opliep, verhoogde hij als centrale bankier de rente en duwde hij de economie zo in een groeivertraging, met lagere inflatie als gevolg. De economie werd als het ware getraind als hond van Pavlov – stijgende inflatie stond garant voor een renteverhoging en een recessie.
Het gevolg: langzaam pasten werknemers en bedrijven hun gedrag aan. Werknemers temperden hun looneisen, bedrijven temperden hun prijsverhogingen en de inflatie daalde. Lage inflatieverwachtingen werden structureel verankerd.
In België liet de hoge inflatie van die periode ook de nodige littekens na. Door de automatische loonindexering vertaalde hoge inflatie zich snel in hogere lonen. Heel wat bedrijven moesten sluiten. Wie overleefde, probeerde de hogere lonen opnieuw te verrekenen in hogere prijzen en veroorzaakte op die manier nog hogere inflatie.
Het gevolg: na een aantal jaren zat de Belgische economie aan de grond – hoge schulden, hoge werkloosheid en niet meer concurrentieel tegenover het buitenland. De devaluatie van de Belgische frank in 1982 herstelde in één klap een stuk van de verloren concurrentiekracht. Het overige puin werd geruimd met een besparingsoperatie die bijna een decennium duurde.
“We beseffen pas hoe kostbaar onze duur bevochten prijsstabiliteit is, wanneer we ze niet meer hebben.”
Vandaag dreigt een herhaling van dat scenario. De huidige inflatie heeft dan ook nefaste gevolgen voor ondernemingen én voor de toekomstige Belgische welvaart.
In de eerste plaats zorgt inflatie voor snel stijgende kosten bij bedrijven en ten tweede stijgen ook de lonen sneller dan verwacht voor de meeste bedrijven. Wegens de automatische loonindexering stijgen de Belgische lonen namelijk samen met de inflatie. Bedrijven die erin slagen die hogere kosten door te rekenen aan hun klanten, zullen hun winstmarge op peil kunnen houden. Bedrijven met minder prijszettingsmacht zullen in hun kosten moeten snoeien, investeringen of aanwervingen uitstellen of zelfs moeten snoeien in hun personeelsbestand.
Tot slot is de hoge inflatie een grote bron van onzekerheid voor bedrijven en ondernemers. Hoeveel gaan de prijzen nog stijgen? Zullen mijn loonkosten verder oplopen? Wat moet ik doen met mijn eigen prijzen? We beseffen pas hoe kostbaar onze duur bevochten prijsstabiliteit is, wanneer we ze niet meer hebben.
“De tijdelijke koopkrachtbescherming door de automatische loonindexering gaat ten koste van toekomstige groei en welvaart van het hele land.”
De oplopende inflatie zorgt overal in Europa voor kopbrekens, de Belgische welvaart dreigt echter bovenmatig getroffen te worden. De Belgische lonen zullen de volgende periode namelijk sneller stijgen dan in de buurlanden, waar lonen niet automatisch aan de inflatie gekoppeld zijn. Als gevolg dreigen we onaantrekkelijk te worden voor buitenlandse investeerders en klanten. De automatische indexering van de lonen is dan ook geen echte bescherming van onze welvaart. De koopkracht van wie een job heeft, wordt beschermd – dat is zeker. Maar die tijdelijke bescherming gaat ten koste van toekomstige groei en welvaart van het hele land.
Het is dan ook aan de centrale bank en overheid om de gevolgen van de inflatie de kop in te drukken. De Europese Centrale Bank moet de rente optrekken om op die manier de hoge inflatie opnieuw af te remmen. Lage inflatie en lage inflatieverwachtingen zijn cruciaal voor onze toekomstige welvaart.
De Belgische regering en sociale partners van hun kant hebben zo mogelijk een nog moeilijker taak – zij moeten zich dringend buigen over de automatische loonindexering. Zij moeten ervoor zorgen dat de huidige opstoot van inflatie ons niet opzadelt met een jarenlange loonkostenhandicap en verlies aan welvaart.
Lees ook: Wie is Peter De Keyzer, nieuwe columnist voor Made in: “Ondernemers worden nog te vaak voorgesteld als Balthazar Boma”