Bestuurders van filmbedrijf Corsan veroordeeld voor fraude

ANTWERPEN - De drie bestuurders van het failliete Antwerpse filmbedrijf Corsan zijn veroordeeld voor taxshelterfraude. De correctionele rechtbank van Antwerpen vond het bewezen dat ze de budgetten voor een aantal filmproducties kunstmatig hadden verhoogd. Paul B. (70) en zijn vrouw Marie V. (78) kregen achttien maanden cel en 1.500 euro boete. Zijn broer Johan B. (63) kreeg twaalf maanden cel en eveneens een boete van 1.500 euro. Alle celstraffen en boetes werden met uitstel opgelegd. Twee bedrijfsrevisoren werden vrijgesproken, zoals ook gevorderd werd door het openbaar ministerie.

Corsan haalde voor zijn filmprojecten miljoen euro’s op via het taxsheltersysteem. Zelfstandigen en kmo’s werden daarbij gelokt met de belofte van aanzienlijke rendementen voor hun investering. Het Antwerpse filmbedrijf nam het echter niet al te nauw met de taxshelterwetgeving. Na een krantenartikel werd Corsan door de Bijzondere Belastinginspectie onder de loep genomen en startte ook het parket met een onderzoek. Investeerders kregen geen eindattesten meer, raakten in de problemen met de fiscus en haakten af. In 2016 ging Corsan failliet.

Niet alles bewezen

Paul B., Johan B. en Marie V. moesten zich voor een waslijst aan feiten komen verantwoorden voor de rechtbank. Het openbaar ministerie had vier jaar cel voor hen gevorderd, maar ze werden donderdag voor een groot aantal tenlasteleggingen vrijgesproken.

Zo vonden de rechters het niet bewezen dat de drie bestuurders onrechtmatig gehandeld hadden bij het aanbieden van de taxshelterinvesteringen en bij de ondertekening van de raamovereenkomsten. Dat ze onrealistische rendementen op de investeringen hadden beloofd, werd evenmin bewezen gevonden. Het geld dat ze ontvingen, hadden ze ook daadwerkelijk gebruikt voor de realisatie van audiovisuele producties. Ze werden vrijgesproken voor oplichting, fiscale valsheden, het niet voeren van een regelmatige boekhouding en inbreuken op de Prospectuswet.

Manipulatie

Wat er overbleef, was het kunstmatig verhogen van de budgetten voor een aantal filmproducties. Volgens de taxshelterwetgeving mag slechts 50 procent van de financiering gebeuren via taxshelterinvesteringen. De overige 50 procent van de productiekost van een film moet met andere financiële middelen gebeuren.

De bestuurders hadden de financiering van een aantal filmproducties gemanipuleerd. Ze hadden geen taxshelterinvesteringen opgehaald in functie van het opgegeven budget, maar hadden het budget van een aantal producties verhoogd in functie van de opgehaalde fondsen. De kost van de filmproductie werd betaald met taxshelterinvesteringen. Om de 50 procent-regel te kunnen respecteren, hadden de beklaagden eigen kosten opgegeven en/of gefactureerd. De bestuurders betwistten dat er van fictieve kosten gebruik zou zijn gemaakt om het budget van de films te manipuleren, maar de rechtbank vond het bewezen dat ze zo misbruik hadden gemaakt van het taxsheltersysteem.

De rechtbank hield bij de strafbepaling rekening met de verstreken tijd sinds de feiten en met de eerdere veroordeling van Paul B. en Marie V. door het Antwerpse hof van beroep in 2011. Ze werden toen ook al schuldig bevonden aan diverse misdrijven in de economische sfeer na het faillissement van Corsan Productions, de voorloper van Corsan.