In het eerste kwartaal van 2022 liepen er in de Belgische bedrijven nog 10.835 formele re-integratietrajecten om langdurig zieken weer aan het werk te helpen. In het eerste kwartaal van 2023 waren dat er plots nog maar 2.257. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van Co-Prev, de koepel van preventiediensten op het werk.
Het Rekenhof klaagde vorig jaar in een rapport al over de formele re-integratietrajecten. Bedrijven zouden die eerder als ‘ontslagmachine’ gebruiken dan om langdurig zieken effectief weer aan het werk te helpen, klonk het. Na het doorlopen van zo’n traject konden bedrijven en werknemers sneller overgaan tot een ‘ontslag wegens medische overmacht’. Bedrijven moeten dan geen ontslagvergoeding betalen en werknemers konden onmiddellijk terecht bij het ziekenfonds.
Lees ook: Meer afwezigheden door ziekte dan vorig jaarDermagne besloot vervolgens om de re-integratietrajecten volledig los te koppelen van een ontslag wegens medische overmacht. “Daar zijn die niet voor bedoeld, wel om mensen weer aan het werk te helpen”, klonk het. Tegelijk met de forse daling van het aantal formele re-integratietrajecten, nam het aantal rechtstreekse procedures voor ‘ontslag wegens medische overmacht’ fors toe. In het laatste kwartaal van 2022 waren er dat nog 609, tegenover meer dan 6.000 in het derde kwartaal van 2023.
Systeem misbruikt
Volgens het kabinet-Dermagne schept de hervorming op zijn minst een eerlijker beeld van de situatie. “De sterke vermoedens dat het vorige systeem werd misbruikt, worden op basis van deze cijfers niet alleen bevestigd, maar zelfs overtroffen”, zegt de PS-minister. “Als uit de evaluatie blijkt dat bedrijven onvoldoende inspanningen doen om aangepast werk aan te bieden, moet worden bekeken of we hen meer kunnen responsabiliseren.”
Naast de formele re-integratietrajecten bestaan er ook meer informele pogingen tussen de arbeidsarts en de werknemer. Die lijken volgens het ACV in opmars te zijn, al zitten die cijfers nog verspreid over de verschillende preventiediensten.