Antwerpen telt het meest snelle groeibedrijven

hightech
31% van de snelle groeibedrijven in Vlaanderen komt uit de provincie Antwerpen. Dat blijkt uit een grootschalig onderzoek van doctoraatsstudent Yannick Dillen. De groeibedrijven worden vooral gesitueerd in de sectoren IT, communicatie, logistiek en technologie.

Een select groepje van amper 500 snelgroeiende bedrijven hield tijdens de crisisjaren 2009 tot 2012 de Vlaamse privé-tewerkstelling op peil. Opmerkelijk is dat de meeste van die succesbedrijven niet eens een gedetailleerd groeiplan hadden. ‘Sommige CEO’s konden hun strategie op een A4’tje samenvatten’, zegt doctoraatsstudent Yannick Dillen, die zijn onderzoek uitvoerde in opdracht van Voka – Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland.
Tijdens de eerste fase van zijn onderzoek spitste Yannick Dillen zich toe op de impact die snelgroeiende bedrijven op de economie hebben. (zie kaderstuk)
In de recentste fase van zijn onderzoek maakte hij een gedetailleerde profielstudie van die snelle groeiers, om een beter inzicht te verwerven in de elementen die tot die snelle groei hebben geleid. Dillen maakt daarbij een onderscheid tussen eenmalige snelle groeiers, die hun personeelsbestand gedurende één periode van drie jaar met 20 procent per jaar zagen aangroeien en langdurige snelle groeiers, die gedurende meerdere periodes van drie jaar aan dit snelle tempo konden blijven groeien.

‘Vooral in die laatste categorie gaat het echt om witte raven’, onderstreept hij. ‘Dat maakt onze economie natuurlijk kwetsbaar. Uiteindelijk spreken we hier over amper 4 procent van alle Vlaamse bedrijven met meer dan 10 werknemers. En daarvan kan slecht een kleine minderheid die groei bestendigen.’

Wat maakt die bedrijven zo bijzonder? Wat is de motor achter hun succes? En waarom botst de ene snelle groeier op een bepaald moment tegen zijn grenzen aan terwijl de andere wel blijft doorgroeien? Om daarachter te komen breidde Dillen zijn kwantitatieve analyse uit met 28 gevalstudies bij Vlaamse snelle groeiers. De doctoraatsstudent onderkende zeven kerneigenschappen:

• Afwezigheid van groeiplannen: snelle groei wordt in tegenstelling tot wat vaak wordt aangenomen niet op voorhand vastgelegd in formele plannen. Veel vaker is het een gevolg van een ad hoc-beslissing om in te spelen op een plotse marktopportuniteit. Een bedrijfsleider: ‘Op een dag zijn we zonder veel voorbereiding op een voorbijrijdende trein gesprongen. En toen we erop zaten, beslisten we om daar zo lang mogelijk op te blijven. Met een gedetailleerd groeiplan hadden we die opportuniteit misschien gemist. Omdat we dan te veel aan ons vooraf uitgestippeld traject hadden vastgehouden.’

• Korte beleidslijnen: door de afwezigheid van een actieve raad van bestuur en de aanwezigheid van een vlakke organisatiestructuur kunnen er op zeer korte termijn strategische keuzes worden gemaakt. Yannick Dillen: ‘Dit betekent niet dat CEO’s van snelle groeiers geen klankbord hebben. Maar meestal gaat het dan om een informele groep van adviseurs.’

• Auto-financiering: snelle groeiers worden gekenmerkt door het herinvesteren van eigen kapitaal in de werking van de onderneming. Hebben ze toch externe financiering nodig om hun groei te bestendigen, dan ondervinden ze met hun uitstekende track record relatief weinig problemen om banken of andere geldschieters over de streep te trekken. Een bedrijfsleider: ‘Tot nog hebben we altijd voldoende eigen inkomsten gehad om onze groei te financieren. Dat geeft ons een hoge graad van onafhankelijkheid waardoor we snel en zelfstandig strategische beslissingen kunnen nemen; een belangrijk competitief voordeel.’

• Human resources: Snelle groeiers passen een actief beleid toe van interne promotie en on-the-job training. Bovendien hebben ze dankzij hun positieve imago van groeionderneming een streepje voor op de jobmarkt. Bijgevolg vormt het vinden van de juiste medewerkers zelden een hindernis voor die ondernemingen. Een bedrijfsleider: ‘Bijna alle medewerkers die samen met mij zijn gestart, zijn mee gegroeid met de onderneming en bekleden nu een leidinggevende positie. Ik heb sterk geïnvesteerd in een goede bedrijfscultuur. Hoewel dit niet wordt opgelegd maken de meesten er geen probleem van om zelfs op zaterdagochtend te werken als dit nodig is.’

• Belang van de sector en externe omgeving: ongeveer de helft van de geanalyseerde bedrijven uit de gevalstudies zijn actief in een (snel)groeiende sector (vb. markt van voedingssupplementen, markt van alternatieve energie, …), terwijl de andere helft van de snelle groeiers actief waren in stabiele of traag groeiende sector. In een aantal gevallen was ook het bestaan van een gunstige overheidsreglementering een belangrijke motor van snelle groei. Yannick Dillen: ‘De overheidssubsidies voor zonnepanelen zijn daar een typevoorbeeld van. ‘

• Competitief voordeel: alle snelle groeiers hebben op een bepaalde manier een competitief voordeel. Dat kan gaan om een kwalitatief superieur product of dienst. Maar het kan ook zijn dat ze één van de enige aanbieders zijn in een bepaalde (geografische) markt, of ze bieden een breder productgamma aan dan de concurrentie. Vooral dit laatste bleek cruciaal om te anticiperen op een terugvallende vraag naar een product of dienstenpakket. Yannick Dillen: ‘Een producent van zonnepanelen anticipeerde tijdig op het terugschroeven van de groenstroomcertificaten voor zonnepanelen, door zich ook toe te leggen op warmtepompen en zonneboilers. Zo kon hij zijn groei bestendigen.’

• Bereiken van een bepaalde schaalgrootte: bij een aantal snelle groeiers is een bepaalde schaalgrootte een voorwaarde om een rol te kunnen spelen in hun sector. Die focus op groei is hier dus al bij aanvang aanwezig. Yannick Dillen: ‘Een van de onderzochte snelle groeiers was een onderneming die snel wou doorgroeien tot een grootte van een 50-tal werknemers omdat ze een nationale dekking wilden realiseren wat betreft hun dienstenaanbod. ‘

27.652 jobs

Een groep van 467 Vlaamse snelle groeiers heeft in de periode 2009-2012 gezorgd voor de creatie van 27.652 jobs, terwijl de totale privé-tewerkstelling bij Vlaamse bedrijven met minstens tien werknemers in dezelfde periode amper groeide met 16.043 jobs. Met andere woorden: zonder die groeikampioenen zou de privétewerkstelling in Vlaanderen de afgelopen jaren gedaald zijn. De meeste snelle groeiers komen uit de provincie Antwerpen en zijn actief in de kennisintensieve dienstverlening.
Vergeleken met de periode 2008-2011 bleef het aantal snelle groeiers in Vlaanderen quasi constant.

In navolging met de OESO-definitie wordt een snelgroeiende onderneming gedefinieerd als een bedrijf dat minstens tien werknemers telt aan de start van de groeiperiode en haar tewerkstelling gespreid over drie jaar met minstens 20 procent per jaar ziet toenemen. Vlaanderen telde eind 2012 467 bedrijven die voldeden aan deze definitie, op een totaal van 14.135 Vlaamse ondernemingen die in 2009 minstens tien werknemers hadden, wat neerkomt op 3,30%. In de periode 2008-2011 waren er in Vlaanderen 475 snelle groeiers, wat toen neerkwam op een vergelijkbare 3,40%. Als de twee groepen worden vergeleken, blijkt dat er 208 ondernemingen zijn die zowel in de periode 2008-2011, als in de periode 2009-2012 werden gecatalogeerd als snelle groeier. Anders gesteld, zijn 267 van de 475 ondernemingen die een snelgroeiende onderneming waren in de periode 2008-2011, deze ‘status’ een jaar later al kwijtgespeeld. Eens te meer wordt bevestigd dat het voor de meeste ondernemingen zeer moeilijk is om snelle groei aan te houden voor een periode die langer is dan drie jaar.

Niettegenstaande de sterk wisselende samenstelling van de groep snelle groeiers voor een bepaalde periode, is het een constante dat deze relatief kleine groep van bedrijven voor een enorme hoeveelheid nieuwe jobs zorgt. Het totaal aantal werknemers dat tewerkgesteld wordt door de 14.135 bedrijven met minstens 10 werknemers steeg in de periode 2009 tot 2012 met 16.043 jobs, van 791.344 naar 807.387. De 467 snelle groeiers voor die periode creëerden echter 27.652 extra banen, vermits hun gecumuleerde werknemersbestand steeg van 20.792 in 2009 tot 48.444 aan het eind van 2012.

De provincies Antwerpen en Oost-Vlaanderen tellen de meeste snelle groeiers (respectievelijk 149 en 98), wat niet onlogisch is gezien deze provincies ook het grootste aantal bedrijven met minstens tien werknemers kennen. De provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant kennen echter een lichte oververtegenwoordiging van snelle groeiers, terwijl West-Vlaanderen en Limburg een ondervertegenwoordiging laten optekenen.

De Vlaamse snelle groeiers zijn vooral actief in de kennisintensieve dienstverlening (IT, communicatie, logistiek, technologie, …): 24% van de snelgroeiende bedrijven zijn actief in deze sector, terwijl deze kennisbedrijven slechts 13% van het totale Vlaamse ondernemerslandschap vertegenwoordigen. Voor productiebedrijven en ondernemingen actief in de groot-en kleinhandel blijkt het moeilijker om snelle groei te realiseren. De maakindustrie vertegenwoordigt 23% van alle Vlaamse bedrijven met minstens tien werknemers, terwijl slechts 15% van de snelle groeiers in deze sector actief is. Hetzelfde beeld zien we bij de bedrijven in de groot-en kleinhandel: 22% van de snelle groeiers komt uit deze sector terwijl 28% van het totale aantal ondernemingen in Vlaanderen vertegenwoordigt.

Het onderzoek naar de impact van snelgroeiende bedrijven op onze economie startte in september 2010 en wordt uitgevoerd door doctoraatsstudent Yannick Dillen onder begeleiding van professoren Eddy Laveren en Rudy Martens van het departement TEW aan de Universiteit Antwerpen. De studie wordt uitgewerkt op vraag van Voka-Kamer van Koophandel Antwerpen-Waasland die het onderzoek wil gebruiken om de noden van snelgroeiende ondernemingen te kennen om deze beter te ondersteunen.