Te veel verlof en niet productief genoeg? Foto: Joren De Weerdt

ANALYSE. Na kritiek van overnemers Van Hool: hebben onze werknemers echt te veel verlof en zijn ze niet productief genoeg?

Volgens de buitenlandse CEO’s van VDL Groep en GRW, de bedrijven die de failliete bus- en voertuigenbouwer Van Hool in Koningshooikt (Lier) hebben overgenomen, zijn de Belgen niet productief genoeg, hebben we te veel verlofstelsels en dreigen we daardoor welvaart te verliezen. Klopt dat wel?

Willem Van der Leegte, de Nederlandse topman van VDL Groep, zegt dat hij in België en Nederland veel werkdagen kwijt is aan stelsels zoals vaderschapsverlof, ouderschapsverlof en deeltijds werken. Gerhard Van der Merwe, de Zuid-Afrikaanse CEO van het bedrijf GRW, zit op dezelfde golflengte en voegt eraan toe dat de arbeidswetgeving in België “loyaal is voor werknemers, maar minder voor werkgevers.” Hij zegt ook dat de loonkosten in België heel hoog zijn. Beide CEO’s wijzen erop dat België daardoor minder competitief wordt met andere landen en welvaart dreigt te verliezen.

Is de kritiek van de buitenlandse CEO’s terecht? Dit zijn enkele vaststellingen.

1. Een Belgisch koppel met één kind kan in een loopbaan 12 jaar thematisch verlof nemen, in Nederland is dat maar 1,7 jaar

Dat blijkt uit een berekening van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO). Het gaat hier voor alle duidelijkheid niet over de gewone vakantiedagen die je hebt, maar wel om de thematische verloven. De bekendste is het zwangerschapsverlof. In België krijgt een aanstaande moeder daar 3,5 maanden voor. Dat is vergelijkbaar met onze buurlanden. In Nederland en Frankrijk duurt het zwangerschapsverlof 3,7 maanden, in Duitsland 3,2 maanden.

Ook het vaderschaps- of meemoederschapsverlof duurt in België maar vijftien dagen. Dat is zeker niet meer dan in de buurlanden. Het voltijdse ouderschapsverlof van acht maanden (vier maanden voor elke ouder) is ook minder dan in de meeste van onze buurlanden.

Hét grote verschil zit in de andere thematische verloven, zoals tijdskrediet of vakantie om bijstand te verlenen aan een zwaar ziek gezins- of familielid. Als een koppel al die thematische verloven opneemt, zijn ze samen 132 maanden weg van het werk. In Zweden is dat nog geen 76 maanden, in Frankrijk maar 25 maanden en in Nederland zelfs nog geen vier maanden. Als een koppel alle thematische verloven opneemt, zijn ze samen in hun loopbaan twaalf jaar afwezig. Dat is veel langer dan in andere landen.

“En toch is dat hoge aantal thematische verlofdagen in België uiterst verdedigbaar”, zegt arbeidseconoom Stijn Baert (Universiteit Gent). “Politici moeten beslissen in welke mate ze de gezinnen ondersteunen bij de zorg die ze in hun leven moeten opnemen. Alleen moet je er natuurlijk voor zorgen dat mensen in het algemeen met voldoende aan de slag zijn, zodat werkgevers andere mensen in de plaats kunnen aanwerven. En daar wringt nu het schoentje in ons land. Er moeten meer mensen geactiveerd worden, bijvoorbeeld door de uitkeringen sneller te laten dalen in de tijd en door werklozen meer aan te klampen en ze naar een opleiding voor een knelpuntberoep te leiden.”

2. 22% van de Belgen werkt deeltijds, in de Europese Unie is dat maar 17%

“Deeltijds werken is vaak een probleem voor bedrijven”, zegt Bart Van Craeynest, hoofdeconoom van de ondernemersorganisatie Voka. “Het is niet zo van: vier werknemers werken vier vijfde en dan zetten we er iemand bij, dus dan zitten we weer op de normale arbeidsbezetting. Dat zou gemakkelijk zijn, maar je zit altijd met extra kosten voor opleiding, en je moet die extra mensen ook nog vinden, wat vaak een hele moeilijk opgave is.”

Het valt op dat 37,3% van de vrouwelijke werknemers in België deeltijds werkt. In Europa is dat maar 27,9%. Van de mannelijke werknemers in België werkt 9,9% deeltijds, ten opzichte van 7,7% in Europa.

Ook opvallend: de Belg werkt vaker deeltijds dan het Europese gemiddelde, maar minder vaak dan de Duitsers (waar 28,5% van de werknemers deeltijds werkt) en Nederland (daar is dat zelfs 39%). “Het grote verschil is hier dat Duitsland en Nederland een veel hogere werkzaamheidsgraad hebben dan België”, zegt Stijn Baert. “Profielen die bij ons niet aan de slag zijn, werken in Duitsland en Nederland vaak deeltijds. Dat is inderdaad niet gunstig voor de concurrentiepositie van Belgische bedrijven. Het heeft zeker te maken met het feit dat werken in België te weinig loont.”

3. België heeft de derde hoogste loonkosten van Europa

Een Belgische werknemer kost gemiddeld 47,1 euro per uur aan een werkgever. Daarmee zijn we de derde duurste van Europa. In de onderhandelingen voor een federale regering wordt er gesproken over een verlaging van de loonkosten, maar die onderhandelingen zitten in het slop.

Hoeveel kost een uur arbeid voor een werkgever?

4. De arbeidsproductiviteit in België stijgt te weinig om onze welvaart te behouden

Volgens het Europese statistiekbureau Eurostat is de productiviteitsgroei (dus hoeveel een werknemer oplevert per gewerkt uur) in België slechts half zo groot (0,5% productiviteitsgroei per jaar) als het Europese gemiddelde (1% per jaar).

“Dat komt omdat de kwaliteit van ons onderwijs er drastisch op achteruit gaat, en er dus minder nieuwe productieve arbeidskrachten op de markt komen”, zegt Bart Van Craeynest. “Maar ook omdat België een van het laagste aantal startende ondernemingen in Europa heeft. Nieuwe ondernemingen introduceren vaak een nieuwe manier van werken en nieuwe processen, maar bij ons is er helaas geen echte ondernemerscultuur. En vergunningen zijn in dit land ook vaak een probleem. Er zijn ook hoge kosten, bijvoorbeeld voor nachtarbeid. In België moet je daar al vanaf 20 uur een meerkost voor betalen, in Nederland is dat pas vanaf middernacht.”

Wat is de totale productiviteitsgroei per uur in de periode 2000-2022?

”Het is noodzakelijk om de decennialange vertraging van de productiviteitsgroei in België om te keren”, zegt Bart Van Craeynest. “Het kleine beetje productiviteitsgroei dat we nog hebben, is nodig om de vergrijzingskosten te betalen. Als het tij niet keert, zullen we welvaart verliezen, en is er een groot risico dat onze kinderen het minder goed gaan hebben dan ons.”