Ook familiale bedrijven die de aandelen willen overdragen aan de volgende generatie, of bij pensionering willen verkopen aan een derde partij, zullen daar volgens een voorstel van CD&V een forse ‘meerwaardebelasting’ op moeten betalen. Hoewel voormalig Unizo-baas Kris Peeters heeft gezegd dat de kmo’s buiten schot zouden blijven, blijkt dat zo’n 623 familiale kmo’s in Limburg toch aan de criteria voldoen om getaxeerd te worden. Dat blijkt uit een onderzoek van Unizo Limburg.
“In het voorstel wordt verwezen naar de definitie van een ‘kleine vennootschap’ in de wet,” weet gedelegeerd bestuurder Bart Lodewyckx. “Je mag dan maximaal 1 van de 3 limieten overschrijden: 50 voltijdse medewerkers, jaaromzet van 9 miljoen euro en een balanstotaal van 4,5 miljoen euro. Komen de cijfers hoger uit voor 2 of 3 van de criteria, dan ben je geen kmo meer, en heb je het dus vlaggen.”
Volgens berekeningen van Unizo Limburg gaat het om 623 kmo’s. “Bovendien zijn er nog eens 80 kmo’s die dicht tegen de criteria aanleunen, en met een beetje groei volgend jaar ook ‘in de prijzen’ vallen,” aldus adjunct-directeur Patrick Buteneers. “Dit bemoeilijkt alleszins de overdracht van het bedrijf naar een volgende generatie. Het zal ook een groot probleem zijn voor start-ups die bijvoorbeeld na vijf jaar van groei de onderneming kunnen verkopen. Zij zullen voor slechts 16% van de meerwaarde een vrijstelling kennen. Bovendien zullen jonge bedrijven minder snel bij business angels of externe financiers terecht kunnen, omdat hun investering een pak minder interessant zal zijn.”
Unizo Limburg voert ook aan dat een groot deel van de meerwaarde feitelijk al belast is. “De meerwaarde wordt voornamelijk gevoed door de winsten van het bedrijf, en die worden al ieder jaar belast. De meerwaardebelasting is dus voor een groot deel een dubbele belasting,” aldus nog Buteneers (foto).
Als er dan toch een meerwaardebelasting moet komen, stelt Unizo Limburg voor om enkel de meerwaarde op aandelen te belasten die via een beurs worden verhandeld. “In dat geval wordt tenminste de reële economie niet in gevaar gebracht.”
