Kleine en middelgrote ondernemingen slagen er minder dan grote bedrijven in om de mogelijkheden van ‘open innovatie’ optimaal te benutten. Ze zijn ook minder effectief in het maken van nieuwe producten op basis van samenwerking met andere bedrijven en kenniscentra. Dat blijkt uit een studie van de UHasselt (Kenniscentrum voor Ondernemerschap en Innovatie). “KMO’s zijn voor hun commercieel succes nochtans in grotere mate afhankelijk van open innovatie,” zegt prof. dr. Wim Vanhaverbeke, die samen met prof. dr. Nadine Roijakkers en André Spithoven (BELSPO) het onderzoek uitvoerde. De onderzoekers pleiten dan ook voor een specifieke open innovatie-beleid op maat van KMO’s.
‘Open innovatie’ is een strategie waarbij bedrijven intensief samenwerken met andere bedrijven en kennisinstellingen om nieuwe producten en diensten te ontwikkelen of optimaliseren. “Het is erg moeilijk voor bedrijven – groot, klein of middelgroot – om nieuwe producten te maken die puur en alleen gebaseerd zijn op interne knowhow,” zegt prof. dr. Wim Vanhaverbeke. “Als je als bedrijf succesvol wil zijn, moet je de krachten bundelen met verschillende partners, in plaats van steeds terug te plooien op de eigen researchafdeling. Recent onderzoek van General Mills heeft zelfs uitgewezen dat producten die bedrijven met andere partners ontwikkelen, veel succesvoller zijn op de markt. Open Innovatie-producten zijn bovendien zes tot negen maanden sneller op de markt.”
De onderzoekers pleiten voor een KMO-specifieke aanpak rond open innovatie. “Een systematisch beleid met betrekking tot intellectuele eigendomsrechten, bijvoorbeeld, zou KMO’s toelaten om hun gemeenschappelijke kennisontwikkeling met partners beter te managen. En dat op een manier die méér voordelen oplevert.”