renette steven

Renette neemt het op voor aannemers

"Een aannemer is geen politieman die zijn onderaannemers moet controleren. De nieuwe regels op de onderaanneming, die op 1 januari van start gaan, zorgen trouwens alleen maar voor meer papierwerk", zegt de Limburgse advocaat Steven Renette, gespecialiseerd in sociaal recht.

“Om de ‘schimmige’ onderaannemers die het niet zo nauw nemen met de regels aan te pakken, is gekozen voor de klassieke oplossing: de regels aanscherpen. Ze gaan in op 1 januari en ogen op het eerste gezicht mooi, maar er liggen heel wat verborgen gebreken in de nieuwbouw”, stelt Renette, advocaat bij Mploy in Hasselt.

Wat zijn de nieuwe bepalingen?

“Een eerste nieuwe regel installeert een verbod op ‘financiële onderaanneming'”, weet Renette. “Daarmee viseert de wetgever firma’s die werk aannemen om dat vervolgens door te schuiven naar een volgende schakel in de keten, zonder zelf een wezenlijke bijdrage te leveren. De wetgever wil die ‘lege schelpen– bedrijven’ die alleen als doorgeefluik dienen, uitschakelen om zo de keten transparanter en efficiënter te maken. Voortaan moet een onderaannemer een deel van de aangenomen werken zélf uitvoeren.”

Punt twee? “Alleen de coördinatie van de werken opnemen kan ook niet langer. Maar hoeveel werk moet dan zelf uitgevoerd worden”, vraagt de advocaat zich af. “Volgens de toelichting bij de wet volstaat 1 procent van het aangenomen werk. Daar wringt het schoentje. Wat betekent 1 procent? Volstaat het dat de onderaan­nemer de materialen of de machines levert, terwijl de volgende in de keten met zijn personeel instaat voor de plaatsing? Is één arbeider op de werf hebben per onderaannemer voldoende? Wat als die arbeider alleen maar met een bezem het afval van anderen opruimt? Telt voorbereidend studiewerk mee? De mogelijkheden lijken eindeloos en het gebrek aan duidelijkheid zet de deur open voor een wirwar aan interpretaties, wat de geest van de wet dreigt te ondermijnen.”

Papieren tijger
En dus? “Een doeltreffend middel om een aannemer te responsabiliseren bestaat erin om hem verantwoordelijk te houden voor de mistoestanden bij de onderaannemer. Het principe van hoofdelijke aansprakelijkheid bestaat vandaag al voor de loonschulden van de onderaannemer, maar dat is in de praktijk niet meer dan een papieren tijger. Enkele uitgekiende clausules in de aannemingsovereenkomst volstaan voor de aannemer om er niet door verontrust te worden.”

“Het bos ingestuurd”
Vlaanderen wil nochtans dat aannemers meer zorgvuldigheid aan de dag leggen als ze met een onderaannemer in zee gaan. “Die zorgvuldigheid moet er al zijn bij het prille begin van de samenwerking”, ervaart Steven Renette. “Zo moet de aannemer bij de aanstelling van zijn onderaannemer een resem documenten en gegevens verifiëren, zoals de verblijfs- en arbeidskaart. De realiteit is dat sommige van die documenten in die fase nog niet beschikbaar zijn, nu de onderaannemer voor de afgifte ervan afhankelijk is van allerhande overheidsinstanties in binnen- en buitenland. De aannemer moet de gegevens in eerste instantie verifiëren via een daartoe bestemde app, waarin de onderaannemer die documenten moet opladen. Is dat niet gebeurd, dan moet hij de onderaannemer daarop aanspreken. Gebeurt er dan nog niets, dan moet hij de sociale inspectie op de hoogte brengen. Dat de overheid nog niet op kruissnelheid is gekomen in de digitale omslag, hoeft niet te verrassen. Dat die tool tot op heden niet eens bestaat, wel. Aannemers worden dus voorlopig het bos in gestuurd om zelf maar een oplossing te zoeken, wat er allicht toe leidt dat een zoveelste papierstroom op gang komt. In plaats van een administratieve vereenvoudiging mogen we het omgekeerde verwachten.”

Bureaucratische nachtmerrie
Veel aannemers vragen zich af hoe ver hun verantwoordelijkheid op dat vlak reikt. “In de regel zijn ze alleen verantwoordelijk voor hun rechtstreekse onderaannemer, maar mocht blijken dat ze op de hoogte waren van mistoestanden verderop in de keten of dat redelijkerwijze hadden kunnen zijn, zullen zij er mee voor opdraaien. Alleen hebben aannemers daarover geen politionele bevoegdheid en zijn ze er niet voor opgeleid of uitgerust”, weet meester Renette. “De nieuwe regels leggen verantwoordelijkheid dus bij aannemers, maar: zonder duidelijke richtlijnen of een functionerende app stevent de sector af op een bureaucratische nacht­merrie. Onderaannemers vrezen onhaalbare eisen van aannemers die risico’s op monsterboetes en aan­sprakelijkheden willen vermijden. Zorgvuldigheid werd ingeruild voor bezorgdheid.”

En hij besluit: “Ook hier geldt dat de keten zo sterk is als haar zwakste schakel. Toch moeten niet alleen aannemers en onderaannemers een tandje bijsteken: de overheid moet een robuust maar tegelijk werkbaar kader bieden. Zolang de essentiële bouwstenen ontbreken, blijft de sector gevangen in een administratieve draaimolen.”