Topman van Antwerps chemiebedrijf Evonik Ivan Pelgrims Foto: Dirk Kerstens

Topman van Antwerps chemiebedrijf Evonik: “Er moeten taksen komen op de invoer van allerlei Chinese producten in Europa”

Er wordt dan toch nog gevierd in de chemie, ondanks de moeilijke economische situatie. Het chemiebedrijf Evonik produceert in de Antwerpse haven namelijk al vijftig jaar het product methionine, dat ervoor zorgt dat kippen en varkens voldaan zijn met een kleinere hoeveelheid voedsel. “De Antwerpse chemiesector verkeert in de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog. Wij gaan in de komende jaren 5 tot 10% van onze jobs moeten schrappen, maar zonder ontslagen”, zegt Ivan Pelgrims, CEO van Evonik in Antwerpen.

Evonik was vroeger beter bekend als Degussa. Vandaag stelt de Duitse chemiegroep meer dan duizend mensen tewerk in Lillo in de Antwerpse haven.

Jullie hebben donderdag de vijftigste verjaardag gevierd van de productie van methionine in Lillo. Hoe belangrijk is dat product voor jullie?

Ivan Pelgrims: “Het is het belangrijkste product dat we hier maken. Ongeveer driehonderd van de duizend mensen die we hier tewerkstellen, zijn ermee bezig. Wij verkopen die methionine aan veevoederproducenten. De methionine zorgt ervoor dat kippen en varkens sneller voldaan zijn bij het eten van hun voedsel, waardoor ze minder eten, minder stikstof uitstoten en er bijvoorbeeld ook minder water nodig is om voedsel te produceren.”

“Voor de rest produceren wij hier bijvoorbeeld ook aerosil. Dat product zorgt ervoor dat tandpasta als een mooi rolletje op je tandenborstel blijft liggen en dat de verf niet in het rond spettert bij het verven. En dan zijn er nog onze siliciumverbindingen, die er bijvoorbeeld voor zorgen dat producten niet uitdrogen. En onze kunststofproducten, die een oppervlak harder maken. Als een steentje op je autoruit valt, zal er dankzij onze kunststoffen minder kans zijn dat je autoruit een barst vertoont. Onze kunststofproducten zorgen er ook voor dat windmolens vlugger draaien, waardoor ze meer stroom produceren.”

Jullie zijn de lieveling van Bond Beter Leefmilieu. In juni stuurde die milieuorganisatie een enthousiast persbericht uit met als titel: ‘chemiereus Evonik beschermt mens en natuur met vooruitstrevende vergunningsaanvraag’. Evonik werd ‘een voorbeeld voor de sector’ genoemd. Dan moeten jullie wel een héél ambitieus klimaatplan hebben.

“Wij gaan een heleboel dingen doen, waardoor we tegen 2030 zeker 55% minder schadelijke CO2 zullen uitstoten ten opzichte van 2021. Vanaf eind 2027 gaan we ons bijvoorbeeld aansluiten bij het stroomnetwerk van Ecluse, dat vertrekt bij de afvalverwerker Indaver in de Antwerpse haven. Indaver verbrandt afval, daardoor komen rookgassen vrij die een temperatuur van duizend graden hebben, en die warmte zal naar ons worden doorgestuurd via buizen. Daarnaast gaan we onder meer waterstof gebruiken, een tweede windturbine bouwen, een installatie bouwen die onze stikstofuitstoot reduceert en een deel van onze productie via elektriciteit opwekken, zodat we voor dat deel geen aardgas meer moeten gebruiken. Ik schat dat we tegen 2030 of 2032 zo’n 70 tot 90% van het aardgas dat we nu verbranden, dan niet meer zullen verbranden.”

Dat is goed nieuws voor het milieu. Maar zijn die investeringen ook op economisch vlak rendabel?

“Ja, anders zouden we ze niet doen. Het gaat hier om een totaalpakket van meer dan 100 miljoen euro aan investeringen in groene technologie. Maar daar staat tegenover dat we bijvoorbeeld minder CO2-certificaten moeten kopen, omdat we minder CO2 gaan uitstoten. Al die nieuwe technologie is ook veel efficiënter dan de gas die we vandaag nog vaak gebruiken.”

Hoe gaat het op economisch vlak met Evonik? Jullie sectorfederatie Essenscia Vlaanderen klaagt er over dat de concurrentie met China en de Verenigde Staten onhoudbaar wordt.

“Enkele jaren geleden benutten wij 95 tot 100% van onze installaties. Vlak na het uitbreken van de oorlog tussen Rusland en Oekraïne in 2022 en de daarbij horende energiecrisis, is dat gedaald naar 65%. Nu gebruiken we 70 à 75% van onze productiecapaciteit. Dat is niet goed genoeg. We gaan dus besparingsprogramma’s doorvoeren en het aantal jobs in Antwerpen beduidend afbouwen.”

Hoeveel jobs gaan er sneuvelen?

“5 tot 10% van de jobs in Antwerpen zullen in de komende jaren verdwijnen. Dat gebeurt zonder iemand te ontslaan. Onze mensen geven al jaren het beste van zichzelf voor de fabriek, en daar mag van onze kant iets tegenover staan. Maar we gaan mensen die met pensioen gaan, niet altijd vervangen. En we gaan meer taken uitbesteden. We gaan ook minder nachtshiften hebben. We gaan dit allemaal doen in overleg met de vakbonden en onze werknemers. De besparingen zullen gebeuren met een chirurgisch mesje, niet met de botte bijl. Maar de besparingen zijn dus wel aanzienlijk, want de Europese en de Antwerpse chemiesector verkeren in de grootste crisis sinds de Tweede Wereldoorlog.”

Ivan Pelgrims. Foto: Dirk Kerstens

Wat moet er concreet gebeuren om de crisis in de Antwerpse chemiesector op te lossen?

“Ik had nooit gedacht dat ik dit zou zeggen, maar er moeten taksen komen op de invoer van allerlei Chinese producten in Europa. In allerlei sectoren. Dus niet alleen voor chemieproducten, maar ook voor kleding, speelgoed en farmaceutische producten. Het Europese Parlement moet de Europese industrie en welvaart beschermen. In het verleden is de productie steeds meer van Europa naar landen met lagere lonen verschoven. Maar het is te ver gegaan. Het is toch niet normaal dat een pijnstiller als Dafalgan niet meer in Europa wordt gemaakt? Wij moeten die fabrieken terug naar hier halen.”

Hoe zou Europa dat moeten doen? In Europa produceren is veel duurder dan in Azië.

“Het ETS-systeem, waarbij Europese bedrijven alsmaar meer moeten betalen voor hun CO2-uitstoot, moet worden afgebouwd. Wij moeten betalen als we CO2 uitstoten, terwijl Amerikaanse bedrijven geld krijgen als ze minder CO2 uitstoten. Dat is een totaal ander principe. En in China worden groene fabrieken gebouwd met overheidsgeld. Op die manier blijft onze concurrentiepositie zwaar onder druk staan. Verder moet de Vlaamse regering stoppen met verder te gaan dan wat Europa wil.”

Kan je daar een concreet voorbeeld van geven?

“De Vlaamse overheid legt grote bedrijven die minstens 1 gigawatt aan energie verbruiken op om zonnepanelen of windturbines te plaatsen. Met alle respect: die zonnepanelen zijn voor ons niet productief genoeg en ze zijn gewoon niet voldoende voor onze energievoorziening. Daarom gaan wij investeren in zonnespiegels. Dat zijn gebogen spiegels die ervoor zorgen dat de zon samenkomt op een leiding die gevuld is met water, waardoor we stroom kunnen maken. Maar dat telt voor Vlaanderen niet om onze milieudoelstellingen te halen, want het moeten zonnepanelen of windmolens zijn. Ook de industriële warmtepompen die wij tegen 2030 willen installeren, zijn niet goed voor Vlaanderen, omdat ze die technologie niet kennen. Dat is niet ernstig.”

“De Vlaamse overheid legt grote bedrijven die minstens 1 gigawatt aan energie verbruiken op om zonnepanelen of windturbines te plaatsen. Met alle respect: die zonnepanelen zijn voor ons niet productief genoeg en ze zijn gewoon niet voldoende voor onze energievoorziening”

Ivan Pelgrims

Wat verwacht je van het federale regeerakkoord, dat nu in de maak is?

“Dat het onze administratieve rompslomp vermindert. Wij bieden bijvoorbeeld opleidingen aan, maar dan eist de federale regering plots dat al die opleidingen in een databank worden ondergebracht. Dat is gewoon een rondje industrie pesten. Ik verwacht ook dat de regering investeert in de uitbouw van groene energievoorzieningen, zoals windmolenparken op zee en ook in kleine kerncentrales, want het importeren van energie van de buurlanden, is veel duurder.”

Hoe belangrijk is de verlaging van de loonkosten?

“Dat is belangrijk, maar misschien is een heel sterke verlaging van de loonkosten niet nodig. We kunnen bijvoorbeeld de automatische loonindexering aanpassen. Als de inflatie en dus de loonopslag 2% is, dan kunnen we 1% geven aan goedbetaalde kaderleden in de chemie en pakweg 2,5% aan mensen in de schoonmaaksector en andere mensen in laagbetaalde jobs, waardoor wij als chemiebedrijf onze poetsploegen voor alle duidelijkheid uiteraard ook meer moeten betalen. Werknemers in de schoonmaaksector voelen de crisis veel harder dan een kaderlid in de chemie.”