trappistenabdij van Westmalle Foto: Koen Fasseur/VUM

Voor het eerst in 230 jaar opent de trappistenabdij van Westmalle de deuren voor publiek: “Vroeger waren de broeders nog strenger voor zichzelf”

Voor het eerst in 230 jaar zet de Trappistenabdij van Westmalle vandaag/woensdag en morgen/donderdag haar poorten open. In exact 2 minuten en 40 seconden vlogen de 1.500 onlinetickets de deur uit. “Het gaat om een brouwerijbezoek, geen abdijbezoek”, benadrukt Eric Loobuyck (78), die als vrijwillig hulparchivaris als geen ander de geschiedenis van de trappisten in Westmalle kan schetsen.

Omdat de vraag van bierliefhebbers zo groot was, maakten de monniken van de Abdij van Westmalle in juni bekend dat ze de poorten van de brouwerij deze week openen. Reserveren kon via een link. Een ticket kostte 12,5 euro. De opbrengst gaat deels naar Coda, een centrum voor palliatieve zorg. De stormloop verraste de monniken. De aantrekkingskracht van een plaats waar je als gewone leek normaal nooit binnen mag, is groot.

De trappistenmonniken van Westmalle zijn Cisterciënzers van de Strikte Observantie. Ze leven binnen de abdijmuren, volledig toegewijd aan God en volgen de regel van Benedictus, die een leven van bidden en werken voorschrijft. Voor wandelaars is het spotten van een echte trappistenmonnik buiten de abdijmuren in Westmalle even opwindend als een ijsvogeltje zien. Af en toe brengen ze in hun habijt de schapen naar de wei. Of je ziet ze aan het stemlokaal.

Niet dat ze helemaal los van de buitenwereld opereren. In de abdijwinkel aan de poort kan je van maandag tot zaterdag trappistenkaas en andere producten van La Trappe kopen. Bieren kan je er niet kopen. Daarvoor kan je op vrijdagvoormiddag aan de brouwerijpoort terecht. Op 31 december delen de monniken altijd zeer gul zakken snoep uit aan de nieuwjaarszangertjes.

Oude prentkaarten van de abdij. Foto: Robin Fasseur

Eric Loobuyck (78) is al ruim twintig jaar – als vrijwillig hulparchivaris van de trappistenabdij –één van de weinige leken die zich binnen de abdijmuren mag bewegen en er foto’s mag nemen. “Niet dat ik de enige ben die er binnen mag. In het gastenkwartier, dat helemaal vernieuwd werd onder de vorige abt Nathanaël, mogen zowel vrouwen als mannen logeren. Je kan ook alle dagen naar de mis in de abdijkapel om 10.45 uur, op zondag om 10 uur. Wel op tijd zijn, de monniken hebben een hekel aan laatkomers.”

“Je kan ook alle dagen naar de mis in de abdijkapel om 10.45 uur, op zondag om 10 uur. Wel op tijd zijn, de monniken hebben een hekel aan laatkomers”

Eric Loobuyck

Een bekende postkaart in Malle: de broeders in rust na den oogst. Foto: rr

Nog negentien broeders

De grootste bloeiperiode was net na de Eerste Wereldoorlog. “Nu zijn ze nog met negentien monniken, van wie er zestien ‘binnen’ zijn”, vertelt Eric Loobuyck. “Broeder Guerric Aerden leeft als kluizenaar in Frankrijk. Hij is meer een vrije geest die zich moeilijker op één plaats kan vestigen. Dan is er nog een broeder die exclaustratie heeft gevraagd, het verlof voor kloosterlingen om tijdelijk buiten het klooster te leven. De vorige abt Nathanaël die in 2022 zijn ontslag gaf omdat hij 75 was – de pensioenleeftijd voor een trappistenabt – leeft ook buiten de abdij. Hij wil niet als een schoonmoeder over de schouder van de nieuwe overste, broeder Benedikt, kijken. Vroeger werd de abt met ‘dom’ aangesproken, een beetje zoals je monseigneur tegen de koning zegt. Tegenwoordig willen ze gewoon met broeder worden aangesproken.”

Enkele jaren geleden gaf Eric Loobuyck samen met broeder Guerric een boek uit over de geschiedenis van de abdij. “Mijn ouders kochten in 1952 een perceel grond in Westmalle om er een buitenverblijfje te bouwen. Elke zondag gingen wij bij de paters naar de mis. Mijn vader en ik mochten binnen, mijn moeder en zus niet. Daar waren ze heel strikt in. Mijn moeder en zus moesten in de buitenkapel naar de eucharistie, waar een aparte mis werd opgedragen. Waar nu Café Trappisten is, stond vroeger Huis Ten Halve. Hier konden vrouwen blijven wachten als mannelijke familie een monnik in de abdij bezocht.”

Eric Loobuyck is zelf ook trappistenverzamelaar. Foto: Robin Fasseur

Hoe Eric uiteindelijk archivaris werd? “Na mijn huwelijk bouwden wij op de grond van het vroeger ouderlijk buitenverblijf. Ik gaf wiskunde op een school in Borgerhout en zat elke dag op de bus. Daar raakte ik in gesprek met een brandkastschilder die bevriend was met broeder Amandus, de portier. Ik was lid van de heemkring. In 1986, toen de brouwerij 150 jaar bestond, mocht ik in het archief opzoekwerk doen voor een tentoonstelling. De monniken waren toen nog biechtvader en werden geregeld weggeroepen. Daardoor zat ik soms lang in het archief. Ik ben nogal een Mac-freak en heb de paters dan geadviseerd welke pc ze best aankochten. Het ene woord bracht het andere mee. Onder broeder Nathanaël, die later abt werd, ben ik dan in het goed beveiligd archief beginnen te werken. Ze weten dat ze mij kunnen vertrouwen.”

Wat woensdag en donderdag te gebeuren staat, is een niet-geleid brouwerijbezoek, met borden onderweg. “Deze week mogen wij al eens als gasten het traject afleggen om te zien of alles duidelijk is. Ik ben zelf ook gids in de brouwerij. Onlangs heb ik er nog veertien Chinezen rondgeleid.”

‘Stopkes’ gepikt

Dat de trappistenabdij altijd een magische aantrekkingskracht heeft uitgeoefend, ondervond de heemkundige kring van Malle bij de tentoonstelling in 1986. “Mensen stonden in rijen van vijf aan te schuiven op de trap van het cultureel centrum. Er werden stopkes gepikt door souvenirjagers.”

Foto: Robin Fasseur

Westmalle dankt haar abdij aan de Franse revolutie. “Kerkelijke eigendommen werden geconfisqueerd. De monniken van de cisterciënzerabdij van La Trappe in Normandië sloegen in 1792 op de vlucht naar Zwitserland, maar de revolutie breidde zich uit naar de rest van Europa. Ze moesten er dus weg en kregen de opdracht elders stichtingen op te zetten, zoals in Spanje en zelfs Rusland. Er werden ook monniken naar de Nieuwe Wereld uitgezonden.”

Op 28 augustus 1793 verlieten zo vier trappistenbroeders het klooster in Zwitserland met de opdracht een stichting in Canada op te zetten. “Die mannen moesten de boot in Amsterdam nemen”, vertelt Eric Loobuyck, “maar toen ze daar aankwamen was door de politieke verwikkelingen geen oversteek meer mogelijk. Noodgedwongen keerden ze op hun stappen terug. In Gent kregen ze te horen dat bisschop Nelis van Antwerpen graag een trappistenklooster in de Kempen wou. De monniken zouden niet alleen een stuwkracht zijn voor het godsdienstig leven in zijn bisdom, maar ook voor de landbouw, om te helpen de schrale heidegrond te verbeteren.”

Foto: Robin Fasseur

Aanvankelijk wou bisschop Nelis de dolende trappisten in de verlaten gebouwen van de priorij van Corsendonck in Oud-Turnhout onderbrengen. Maar hij kreeg hiervoor geen financiële steun van de regering. “Het toeval wil dat de overheid een oorkonde had uitgevaardigd om zeer goedkoop heidegrond aan te kopen in de Kempen op voorwaarde de grond vruchtbaar te maken voor landbouw. Twee broers uit Antwerpen bouwden zo de modelhoeve Nooit Rust in Westmalle. Maar die broers stierven in korte tijd. De godvruchtige bankier C.J.M. de Wolf uit Antwerpen kon samen met inbreng van de Antwerpse burgerij fondsen verzamelen om de boerderij te kopen. Op 3 juni 1794 werd de aankoop gesloten, met daarbij de overlating aan de toekomstige bewoners: de Eerwaarde Paters van La Trappe. Het onroerend goed was 137 hectare groot en werd samen met het gebouw verkocht voor 12.000 gulden.”

De werkhuizen honderd jaar geleden, waar de monniken zelf betonklinkers maakten. Foto: rr

Op 6 juni 1794 begon het cisterciënzerleven in het klooster van Westmalle, dat de naam Onze-Lieve-Vrouw van het Heilig Hart van Jezus zou dragen. Er is sprake van tien stichters. Ze leefden in volkomen stilzwijgen in Nooit Rust, zoals de strenge regels voorschreven. “Twee weken later stond het Frans leger hier al en moesten de monniken opnieuw gaan vluchten. Zes jaar lang werden ze verdreven, maar door een concordaat van Napoleon kon het trappistenklooster niet geconfisqueerd worden. In 1801 stond broeder Jan Baptist Wens, afkomstig uit Poederlee, ineens voor de poort. Bankier De Wolf was blij opnieuw een trappist te zien. Hij hielp financieel. Het klooster groeide. Op 11 maart 1806 stierf de weldoener, wat een drama was voor het klooster.”

De huidige abdijgebouwen werden pas eind 19de eeuw opgericht. Foto: Robin Fasseur

Onder het protestants bewind van Willem I werden contemplatieve kloosters als nutteloos beschouwd. De priorij van Westmalle kon zich handhaven door haar landbouwprestaties. “In 1836 vroeg de prior aan de paus om nóg strenger te mogen leven. En ze leefden al heel streng. Het was een echte boete-orde. Die monniken dronken alleen water, aten een homp brood, werkten heel hard en deden heel veel aan gebed. De paus vond dat ze al sober genoeg leefden. Hij maande hen aan minder streng te leven en voedsel van de streek te nuttigen. Als tegengeste, zou hij hun klooster tot abdij verheffen.”

Brouwerij

Toevallig zat er tussen de novicen een brouwerszoon. “Ze hebben dan een brouwerij gebouwd, zeer kleinschalig nog. Op 10 december 1836 stroomde het eerste bier uit de brouwketels. Troebel bier dat in niks met de huidige bieren van Westmalle te vergelijken was. Het voordeel was wel dat het altijd gekookt was. Vroeger werden de monniken soms ziek van het water dat ze dronken. Pas vanaf 1860 werd het bier ook verkocht aan vrienden en kennissen buiten de abdij.”

De straatnamen Wijngaardstraat en Druivenlaan rondom de abdij bewijzen dat de monniken toen ook wijn maakten.

De bibliotheek van de trappistenabdij in Westmalle. Foto: VUM

Eind 19de eeuw werd nagenoeg de hele abdij afgebroken en heropgebouwd. In die periode, rond 1891, kwam er een tweede, grotere brouwerij, inclusief wijnpers. Na de Eerste Wereldoorlog werd beslist om het brouwen en de verkoop van bier te commercialiseren. “Er was toen een Nederlandse abt, dom Tarcisius van der Kamp. Nederlanders hebben sowieso meer koopmansgeest. In 1921 namen de monniken de beslissing om hun bier via bierhandelaars te verkopen. Onder de impuls van dom Tarcisius werd nog een grotere brouwerij gebouwd. Dat gebouw is nu momenteel in verbouwing, omdat in 2015 onder abt Nathanaël nog nieuwe brouwinstallaties en gisttanks werden geïnstalleerd. Er was sowieso een nieuwe bottelarij nodig. De nieuwe warme kamers werden volledig ondergronds gebouwd om het uitzicht rond de abdij niet te schaden. De oude brouwzaal met de koperen ketels in het gebouw van 1934 blijft bewaard. Als de monniken iets doen, is het perfect, tot de nieuwste snufjes verzorgd. Toen abt Nathanaël de koeienstal liet bouwen, was dat de modernste van Europa”, zegt Eric.

“Als de monniken iets doen, is het perfect, tot de nieuwste snufjes verzorgd. Toen abt Nathanaël de koeienstal liet bouwen, was dat de modernste van Europa”

Eric Loobuyck

De oude brouwzaal uit 1934. Foto: Koen Fasseur

De bieren van Westmalle smaakten niet altijd zo goed als vandaag. Na de Tweede Wereldoorlog werd het trappistenbier aanzienlijk verbeterd dankzij het brouwersvernuft van broeder Thomas Sas.

De oude, tweede brouwerij. Foto: Robin Fasseur

Bezoeken kan dus niet, maar een gids van Café Trappisten neemt groepen wel mee op wandeling rondom de abdij. Nadien kan je in het café een documentaire bekijken over het brouwproces van de drie trappistenbieren: de roodbruine Dubbel (7 procent), de goudgele Tripel (9,5 procent) en de lichte Extra (4,8 procent, hun eigen maaltijdbier). Voor het eerst gebrouwen in 1934, wordt de Tripel van Westmalle de ‘moeder aller tripels’ genoemd. Het recept is sinds 1956 onveranderd.

De brouwerij blijft voor de monniken een manier om te voorzien in hun eigen onderhoud en goede doelen te steunen. In de abdij is er naast een brouwerij ook een kaasmakerij. De monniken leven strikt vegetarisch. De melk komt van hun Groninger Blaarkoppen-schapen en hun Brown Swiss-runderen. Ze houden ook kippen.