Dinsdag hebben 73 CEO’s van internationale industriebedrijven op de site van BASF in de Antwerpse haven een eisenbundel voorgelegd aan onder meer Europees Commissievoorzitter Ursula von der Leyen en premier Alexander De Croo. Daarmee willen ze de Europese industrie redden. De CEO’s kwamen voor een groot stuk uit de chemie, maar onder meer ook uit de metaal-, zink-, papier-, glas- en mijnbouwindustrie. Samen vertegenwoordigden ze 7,8 miljoen jobs in Europa. Ook Jim Ratcliffe, de grote baas van het Britse chemieconcern Ineos, was erbij.
Een redding van de industrie is ook in België hard nodig. In 2009 was de industrie de grootste economische sector van Vlaanderen. 17,3 procent van de werknemers werkte in de industrie. In 2022 was dat nog maar 13,1 procent. Het is nu nog nipt de tweede grootste sector, na de gezondheidssector en net voor de groot- en detailhandel.
Drie keer slecht nieuws voor Antwerpen
De crisis is terug te leiden tot een verminderde vraag in de wereldeconomie, onder meer door de hogere rente en het stilvallen van de inhaalconsumptie na de coronacrisis. Door die verminderde vraag kunnen Chinese bedrijven minder producten verkopen in China, waardoor ze zich als compensatie op de Europese markt storten. Chinese producten zijn goedkoper dan Europese, want ze moeten bijvoorbeeld aan minder strenge milieuregels voldoen en ze worden gesubsidieerd door de Chinese Staat. Daarnaast zijn ook Amerikaanse producten goedkoper, omdat gas voor Amerikaanse bedrijven vijf keer goedkoper is dan in Europa. Dat is dus twee keer slecht nieuws voor de Europese industrie.
En voor Antwerpen, dat de grootste chemiecluster van Europa heeft, is er nog een derde keer slecht nieuws. Want Europese concurrenten als Duitsland en Frankrijk compenseren die handicaps door met subsidies te strooien om hun bedrijven te helpen. België doet dat veel minder, wegens krap bij kas en een hoge overheidsschuld.
278 jobs weg
De ontmanteling van de industrie verwoest jobs in de Antwerpse regio. Vorige zomer besloot het chemiebedrijf Arlanxeo bijvoorbeeld om zijn vestiging in Zwijndrecht te sluiten. 278 mensen verloren hun job. Het bedrijf verwees naar de hoge energiekosten en de sterke concurrentie van bedrijven uit onder meer China, Rusland en Indië.
En bij veel andere chemiebedrijven is er een aanwervingsstop. Het meest opvallende voorbeeld is Ineos, dat vorige maand een nieuwe vergunning kreeg om zijn fabriek Project One in de Antwerpse haven te mogen bouwen. Maar bijna meteen na het verkrijgen van de vergunning voerde het bedrijf een aanwervingsstop in. 152 rekruteringen die dit jaar op het programma stonden, worden uitgesteld wegens de crisis in de industrie en de chemie.
Een andere fabriek van Ineos, Ineos Phenol in Kallo (in de Waaslandhaven), ligt al bijna anderhalf jaar (!) stil. De werknemers moeten zich bezighouden met opleidingen voor ‘polyvalentie’. Als de fabriek ooit weer wordt opgestart, kunnen ze dus meer taken doen dan ervoor. Maar niemand weet wanneer de fabriek weer wordt opgestart. De productie in Kallo is verschoven naar een vestiging van Ineos in Duitsland, waar de productiekosten lager zijn.
Geen tienduizenden pagina’s wetgeving meer
De Europese industrietop die dinsdag in Antwerpen heeft plaatsgevonden, is bedoeld als startpunt om daar iets aan te veranderen. De meer dan zeventig internationale CEO’s hebben aan de toppolitici een Verklaring van Antwerpen overhandigd met de vraag om enkele concrete actiepunten in de praktijk te brengen. Het gaat onder meer om de vraag om voortaan geen tienduizenden pagina’s wetgeving meer te moeten doorploegen om aan alle milieueisen van Europa uit te kunnen. Een andere belangrijke vraag is om meer te investeren in kernenergie, omdat die groen is. En er moet een fonds worden opgericht waarmee de noodzakelijke investeringen in een verlaagde CO₂-uitstoot in Europa worden ondersteund.
Wat daar in de komende maanden precies in concrete regelgeving van zal worden omgezet, is samen te vatten in vier letters: niks. Dat komt omdat de huidige toppolitici na deze zomer misschien geen toppolitici meer zullen zijn. Er zijn namelijk verkiezingen op 9 juni, zowel op Vlaams, federaal als Europees niveau.
De grootste winst is nu hoop
“Maar dat betekent zeker niet dat deze top voor niets is geweest. Er is nu tenminste hoop”, zegt Yves Verschueren, gedelegeerd bestuurder van Essenscia, de sectorfederatie van de chemie- en farmabedrijven in België. “Er is nu bereidheid bij de Europese politici om ons concurrentieprobleem ter harte te nemen. De industrie heeft lang geen stem gekregen binnen Europa. Het was alsof we hier niet meer gewild waren. Nu worden we voor het eerst sinds lang weer serieus genomen.”
Daar is Jan Remeysen, CEO van BASF in Antwerpen, het mee eens. “De verkiezingen komen eraan, dus het is het juiste moment om ons actieplan te lanceren”, zegt hij. “De politici hebben begrepen dat ze dringend iets aan de competitiviteit van de Europese chemie moeten doen. Ik had nooit gedacht dat we in Europa zouden worden overspoeld met goedkopere chemieproducten uit Azië, het Midden-Oosten en de Verenigde Staten. Die problemen komen boven op onze hogere loonkosten, energiekosten en de hoge kosten voor de uitvoering van het milieubeleid van Europa. Door die moeilijke situatie hebben we in ons bedrijf installaties gehad die maanden tot zelfs meer dan een jaar hebben stilgelegen. Wij kunnen dat nog opvangen door de betrokken werknemers andere taken te laten doen of door ze een opleiding te laten volgen. Maar we kunnen dat natuurlijk niet jarenlang blijven opvangen.”
Financiële steun voor investeringen
De industriebedrijven vragen de oprichting van een Europees fonds om de strenge milieuregels van Europa, waardoor bedrijven tegen 2050 geen netto-uitstoot van CO₂ meer mogen hebben, in de praktijk te brengen. Wat moet zo’n fonds precies doen? “Het komt erop neer dat de bedrijven vandaag veel geld betalen om CO₂-uitstootrechten te kopen”, zegt Jan Remeysen. “Dat geld wordt wel gebruikt voor milieuvriendelijke projecten. Maar de lidstaten delen dat geld niet per se uit aan de bedrijven die de grootste klimaatinvesteringen hebben gedaan. Wij vinden dat het geld van de CO₂-uitstootrechten wél moet gaan naar de best presterende bedrijven op milieuvlak.”
“Dat is hard nodig”, gaat Remeysen verder. “Met BASF moeten wij bijvoorbeeld veel geld investeren in het klimaatneutraal maken van onze productie. Dat zijn dure investeringen die wij in de komende jaren niet gaan terugverdienen. Want wees eerlijk: als de producten die wij mee hebben geproduceerd onder het label ‘klimaatneutraal’ in de winkel liggen, maar wel tien procent meer kosten omdat de productie duurder was, ga jij die dan kopen? Waarschijnlijk niet, zeker niet in een tijd waarin het leven al zo duur is geworden. Je gaat voor het product uit de VS of uit China kiezen. Dat ligt in het schap ernaast, is minder milieuvriendelijk, maar kost wel minder. Daarom moeten we meer financiële steun vanuit Europa krijgen om onze klimaatvriendelijke producten te maken. Als dat niet gebeurt, verliezen we onze welvaart én verliest het milieu.”
De Croo is voorstander
Premier Alexander De Croo is voorstander van meer financiële steun aan bedrijven die de beste milieupolitiek voeren. “Bedrijven die de meeste CO₂-reductie verwezenlijken, mogen van mij in een nieuw systeem het meeste geld van de CO₂-rechten krijgen”, zegt hij.
Hij ziet er ook een manier in om het opbod van subsidies tussen Europese lidstaten mee te stoppen. “We moeten alleszins onze aandacht verleggen naar de andere zijde van de Green Deal”, zegt De Croo. “Onze klimaatdoelstellingen wijzigen niet. Maar we moeten nu meer gaan nadenken over hoe we bedrijven in staat kunnen stellen om die doelstellingen te verwezenlijken.”
Moderner buitenland
Maar met nadenken alleen gaan we de problemen niet oplossen. Wat gebeurt er als er geen concrete oplossingen komen? “We zien nu al dat investeringen naar andere landen gaan, waardoor de machines en installaties in het buitenland over vijf jaar veel moderner zullen zijn dan in bijvoorbeeld Antwerpen”, zegt Yves Verschueren. “Als al die nieuwe technologieën naar de Verenigde Staten en het Midden-Oosten gaan, dan kunnen wij onze fabrieken hier in de komende jaren nog wel laten draaien, maar dan raken onze machines verouderd en wordt het nog moeilijker om nieuwe investeringen aan te trekken, waardoor we hopeloos achteroplopen.”
Stel dat we niets doen. Wordt de Antwerpse industriesector dan uitgerangeerd, een beetje zoals de auto-industrie in de Amerikaanse stad Detroit? Grote automerken zoals Ford, General Motors en Chrysler stelden daar honderdduizenden mensen tewerk, maar de productie verschoof gaandeweg naar lagelonenlanden, waardoor er massaal veel jobs verdwenen. “De vergelijking met Detroit gaat zeker op”, zegt Yves Verschueren. “De Antwerpse industrie kan dezelfde weg opgaan als er niets gebeurt. Maar ik heb nu de hoop dat de Europese politici er iets aan gaan doen. En hoop is veel waard.”