“Ik heb eens gelezen dat koning Albert I hier komen eten is en dat hij daarna pech heeft gehad met een trein”, vertelt Hugues De Breyne enthousiast. “Maar er bestaan nog veel andere verhalen over het Patyntje. Toen we hier aan het verbouwen waren, kwam er een oud meneertje binnen die zei dat hij tijdens de wereldoorlog wapens had verstopt in het plafond. De wapens zelf hebben we nooit gevonden, maar ons plafond was er wel aan (lacht).”
De verbouwingen vonden plaats in 1999, toen De Breyne en zijn vrouw Vera Poelman het Patyntje net hadden gekocht. Maar het bekende restaurant aan de oevers van de Leie bestaat al veel langer. “Op deze plek bestaat het honderd jaar”, zegt De Breyne. “Ervoor bestond het Patyntje op een andere plek, honderd meter verderop. De naam komt ofwel van ‘pad ten einde’ ofwel van ‘une patineur’ wat ‘een kleine schaatser’ betekent in het Frans.”
Bij de rechttrekking van de Leie in 1915, tijdens de Eerste Wereldoorlog, werd het oude Patyntje (toen nog Patijntje) afgebroken. In de jaren 1920 werd een tweede Patyntje gebouwd op de nieuwe Gordunakaai. Volgens sommige bronnen was dat in 1927, maar De Breyne zweert bij 1924 – exact honderd jaar geleden dus.
De vorige eigenaars, de familie Denie die het restaurant lang in handen had, had dat meegegeven bij de verkoop. Toen De Breyne en Poelman de villa in koloniale stijl een stevige opknapbeurt gaven. Het valse plafond uit de jaren zestig werd weggehaald, waardoor de oude moulures van vroeger weer tevoorschijn kwamen. De guillotineramen werden weer open gemaakt en hersteld. De tuin werd heraangelegd.
“Op oude foto’s zie je dat er vroeger een soort van dierentuin was vanachter, met dieren in kooien”, zegt De Breyne. “Het Patyntje was een guinguette, een soort tussenstop voor de bourgeoisie die met paard en koets van hun huis in Gent naar hun buitenhuis in Sint-Martens-Latem gingen.”
Heel wat gerechten die toen geserveerd werden, staan vandaag nog altijd op de kaart. Gerechten als paling, waterzooi en tutjespap – een Vlaamse klassieker met grijze garnalen, aardappelen, een gepocheerd eitje en karnemelk – konden honderd jaar geleden ook al besteld worden. “De garnalen van onze tutjespap zijn nog altijd handgepeld, zoals een eeuw geleden”, zegt De Breyne trots terwijl hij een oude, in het Frans geschreven, menukaart bovenhaalt. “Andere gerechten zijn al lang van de kaart gevallen”, zegt De Breyne. “Haring bijvoorbeeld, dat zou nu niet meer verkopen denk ik.”
Ze houden graag vast aan tradities bij het Patyntje, maar kwaliteit is minstens even belangrijk. Het levert het restaurant al jaren een plekje op in de Michelingids en het trekt heel wat grote namen aan zoals James Cooke, Barbara Sarafian, Cathérine Moerkerke, Julie Vermeire, Jelle De Beule, Erik Van Looy, Jonas Geirnaert, en Guy Verhofstadt.
“We zijn ontzettend trots op ons Patyntje en we kunnen niet wachten om het honderdjarig bestaan ervan te vieren”, zeggen De Breyne en Poelman enthousiast. “Hoe en wanneer we dat gaan doen, dat weten we nog niet, maar het komt er zeker van.”
Opvallend: het Patyntje is niet het oudste restaurant dat De Breyne en Poelman in hun bezit hebben. Restaurant Nenuphar in Afsnee bestaat al sinds 1795. Hun andere restaurants – Barque à Jack op de Snepkaai, Café Theatre in centrum Gent, Brasserie ‘t Klooster in De Pinte en Restaurant Vosselaere Put in Bachte-Maria-Leerne – zijn jonger, al bestaat Vosselaere Put (vroeger De Notelaer), ook al van 1935.