stikstofpersco Foto: Belga

Wat betekent het nieuwe stikstofakkoord voor bedrijven?

Na 31 jaar kent de stikstof-saga in Vlaanderen eindelijk een akkoord. Wat begon met de Europese Habitatrichtlijn in 1992 zorgde de laatste twee jaar voor veel problemen voor de Vlaamse regering enerzijds, maar vooral voor Vlaamse bedrijven en boeren die maandenlang onzekerheid kenden. Nu het stikstofakkoord er eindelijk is, leest u hier wat de gevolgen ervan zijn voor de industrie en landbouw.

Het belangrijkste nieuws eerst: de drempelwaarden voor stikstofuitstoot blijven hetzelfde als in het akkoord dat de Vlaamse regering in maart al sloot. Boerderijen met een impactscore lager dan 0,025 procent kunnen een vergunning krijgen. Industriële projecten moeten slechts de drempelwaarde van 1 procent halen voor een vergunning.

Wat wel veranderde tegenover het akkoord van maart is de ‘onvergunbaarheidsdrempel’, dat wil zeggen dat volgens het nieuwe akkoord iedereen de kans krijgt om een vergunning aan te vragen, niet enkel bedrijven of boerderijen met een impactscore lager dan 0,028 procent.

Wie een vergunning krijgt, hangt nog af van andere zaken. Zo moeten bedrijven en boerderijen die boven de drempelwaarde zitten nog een passende beoordeling opmaken die in detail een inschatting maakt van de stikstofimpact om de nabijgelegen natuur. Bij een gunstige passende beoordeling zullen bedrijven dus ook een vergunning krijgen. Het is het Agentschap Natuur & Bos dat bepaalt of de passende beoordeling van bedrijven goed is, wat voor ongerustheid zorgt bij landbouwbedrijven.

Die passende beoordeling is ook gekoppeld aan het extern salderen of verhandelen van stikstofrechten. Bedrijven zullen bij het aanvraag kunnen aangeven of ze de stikstofuitstoot van een bedrijf in de buurt willen overnemen. Deze maatregel moet perspectief bieden aan jonge boeren.

Maar, welke impact zal het stikstofakkoord nu echt hebben op bedrijven?

Wat met de huidige landbouwers? 

In februari 2022 werd beslist om de 40 meest vervuilende bedrijven te sluiten. Deze zogenaamde ‘rode’ landbouwbedrijven zullen nu toch open kunnen blijven, op voorwaarde dat ze investeren in propere installaties. Het gaat dan bijvoorbeeld om luchtzuiveringsinstallaties die de vrijgekomen stikstof uit de lucht kunnen filteren. Al hangt er aan die machines wel een hoog prijskaartje.

Bedrijven die dat niet zien zitten, kunnen zich laten uitkopen voor de Vlaamse overheid om tegen eind 2030 definitief de deuren de sluiten.

Wat met jonge boeren? 

In de praktijk is het de laatste jaren moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, geworden om een landbouwbedrijf uit de grond te stampen. Het nieuwe stikstofakkoord probeert hier op twee manieren een mouw aan te passen om jonge boeren perspectief te geven.

Landbouwers zullen altijd en overal een vergunning kunnen aanvragen om een bedrijf te mogen opstarten, op voorwaarde dat ze een individueel milieuonderzoek uitvoeren. In dat onderzoek moeten ze aantonen dat de bijkomende stikstofneerslag die ze veroorzaken minimaal is.

Verder kunnen jonge boeren hun uitstootrechten ruilen met oudere boeren in de buurt wanneer die afzwaaien: wat de ene minder aan stikstof uitstoot, mag de ander meer uitstoten. Meteen worden al enkele proefprojecten opgestart in enkele regio’s waar stikstof een minder groot probleem vormt. De volgende Vlaamse regering zal beslissen of het ruilhandeltje in stikstof over heel Vlaanderen mag gebeuren.

Wat met de industrie? 

De drempelwaarde voor industriële bedrijven ligt volgens het stikstofakkoord op 1 procent, en ook ondernemingen die boven die grens uitkomen, kunnen een vergunning aanvragen op voorwaarde dat ze een milieuonderzoek uitvoeren, dat kan aantonen dat de bijkomende stikstofuitstoot van een project minimaal is. Hoe groot dat onderzoek moet zijn, hangt van het bedrijf af. Een groot bedrijf of project zit al snel aan een onderzoek van ruim 800 pagina’s, maar een kleiner, doorsnee onderneming komt wellicht toe met een kleine papierbundel.

Wat met bestaande projecten die een vergunning nodig hebben? 

In het stikstofakkoord zit ook een belangrijke overgangsmaatregel voor bestaande vergunningen die vernieuwd moeten worden. Die aflopende vergunningen worden verlengd tot eind 2024, om bedrijven genoeg tijd te geven om een nieuwe vergunning aan te vragen.