Als de suikerbieten toekomen in de fabriek, worden ze gewassen en in kleine reepjes gesneden. Die snijdsels worden naar de toren gepompt en ondergedompeld in warm water. De reepjes biet zitten ongeveer 2 uur in de difussietoren, op een temperatuur van 72 graden Celcius. Tijdens dit proces komt de suiker vrij uit de snijdsels, en vermengt het zich met het water. Zo ontstaan twee producten: de pulp en het suikersap.
De pulp wordt als veevoeder gebruikt. Het suikersap gaat naar de zuivering verderop in de fabriek, om onzuiverheden, zoals mineralen, te verwijderen. Nadien gaat het naar de verdamping om het water eruit te trekken, en uiteindelijk naar de kristallisatie, waar de suiker bekomen wordt.
Tot hiertoe gebruikte Tiense Suiker twee diffusietrommels om de suiker uit de bieten te halen. “Maar die waren al 40 jaar oud en versleten”, vertelt Jan Ingels, directeur van Tiense Suiker. “Ze verbruikten ook veel energie. Om tot een meer duurzame productie te komen, hebben we geïnvesteerd in de nieuwe toren.”
Minder energie en CO2 verbruik
De nieuwe difussietoren, waarvan de bouw twee jaar geduurd heeft, heeft een hoogte van 38 meter, een diameter van 12 meter en kan tot 14.500 ton bieten per dag verwerken. Het ontwerp van de toren laat toe om 25 procent minder energie te verbruiken en tot 6.000 ton minder C02 per jaar uit te stoten. Dankzij hergebruik van water en een mindere nood aan stoom, kan er jaarlijks 150.000 kubieke meter water worden bespaard.
Het volledige project heeft 25 miljoen euro gekost. De Vlaamse overheid heeft 1 miljoen euro bijgepast. “De diffusietoren is een mooi voorbeeld voor andere bedrijven op vlak van duurzaamheid en circulariteit”, vindt minister Brouns. “Niets gaat hier verloren, afvalstromen worden opnieuw gebruikt. Het fundamentele belang van de primaire sector in onze samenleving komt tot uiting in deze toren.”
Jaarlijks verwerkt het suikerbedrijf 2 tot 3 miljoen ton bieten tot enkele honderdduizenden ton suiker.