De reden waarom we op een zonnige ochtend ontbijten in een prachtige Diepenbeekse natuurtuin met zwemvijver, is een persbericht. ‘Limburgse ondernemer verkoopt één miljoen schriftjes met kaft uit gerecycleerd plastic’, was de titel. Dat vraagt om uitleg. Cielen is sinds januari CEO van het bedrijf uit het Kempense Beerse.
“Iedereen is opgegroeid met Aurora, vaak zonder het te weten”, steekt Cielen van wal. “Zeker de oudere generatie herinnert zich de schriften met op de achterkant de tafels van vermenigvuldiging – van Splendid, ons eigen merk. Aurora is een familiebedrijf dat 88 jaar bestaat en bij mij aanklopte met de vraag op welke manier het duurzaam de 100 jaar kan halen. Aurora is 100 procent eigendom van de familie Peeters en bereidt nu de transitie naar de vierde generatie voor. Heel belangrijk: de productie zit volledig in België, in een faciliteit van 25.000 m² in Beerse. Vandaag maken we hoofdzakelijk agenda’s, schriften en notitieblokjes. We kampen uiteraard met de vraag wat de papierwereld gaat doen in tijden van de grote digitale sprong. Hopelijk springen we er niet de verkeerde kant mee uit. Zweden heeft bijvoorbeeld in het onderwijs al opnieuw gekozen voor schrijven met de hand op papier. Ik geloof daar ook in. Met onze vier kinderen ben ik een ervaringsdeskundige. Ze leren vooral digitaal, en ik merk dat er dan minder blijft hangen dan wanneer ze schrijven. Dat is ook wetenschappelijk onderbouwd. Schrijven stimuleert de fijne motoriek en het geheugen. Ik ben niet voor het een of het ander, maar wel voor een evenwicht tussen de twee. Alles digitaliseren is niet per se het nieuwe goud.”
Wie zijn de klanten van Aurora?
Gert Cielen: “We leveren vooral aan grootwarenhuizen en toeleveranciers van scholen en bedrijven. Maar zelfs de politie schrijft in onze schriftjes. Meer dan de helft van de omzet bestaat uit grote opdrachten voor private labels. We mogen als Belgisch merk dus wel meer uit de schaduw treden. Soms krijg ik van winkels te horen dat ze in China gaan aankopen, omdat het daar zoveel procent goedkoper is. Terwijl hun CEO op de jaarvergadering telkens verkondigt hoe duurzaam hun bedrijf is. Maar ja, de bonus van die inkopers is vaak afhankelijk van de laagste prijs. Dus als we iets eenvoudigs als schriftjes blijven importeren, hebben we qua duurzaamheid nog wat stappen te zetten. Daar kan mijn verstand soms niet bij. Wij gebruiken alleen Europees papier. Uit Noord-Europa, Portugal en België. Er ligt in Wallonië inderdaad nog één papierfabriek. In Noord-Europa worden de enorme oppervlaktes aan bossen heel duurzaam beheerd. En uiteraard gaan we steeds meer naar de gerecycleerde vezel die mee verwerkt wordt in het papier. Bij sommige producten zitten we daarbij al aan 70 procent. En we gebruiken 25.000 à 30.000 ton grondstof per jaar. Papier blijft toch een fantastisch product. Die bedenking maakte ik me pas nog eens toen op de grote Queen-veiling bij Sotheby’s het papier met de originele tekst van Bohemian Rhapsody voor een enorm bedrag werd verkocht.”
En nu maken jullie dus schriftjes met een kaft uit gerecycleerd plastic.
“Die vraag kwam van een klant. We hebben dan leveranciers aangesproken en een vijftal producten getest. Eén ervan konden we snel in productie nemen. Het is iets duurder, maar de klant is er toch mee ingestapt. Volgend schooljaar zullen ze in de klassen opduiken. De grondstof is dus gerecycleerd, maar wel nog virgin plastic. Nu zijn we ook aan het testen met echt afval. Ik wil daar, samen met onze onderzoeksafdeling, extreem ver in gaan. Alles wat slecht is voor het milieu, moet er op termijn uit. We maakten bijvoorbeeld schriften met plastic ringetjes, maar we hebben die al vervangen door een bio-afbreekbaar product. Dat heeft natuurlijk consequenties, want die composteerbare ringen breken tijdens de productie. Dan heb je weer nieuwe machines nodig.”
Jullie maken zelfs kaften uit kapotte visnetten en vislijnen?
“Dat is ons Ocean Notes-project, waarbij de kaft van de ringschriften van onze ADOC-lijn inderdaad wordt gemaakt met plasticafval uit de zee en oude visnetten. We werken daarvoor samen met Europese leveranciers die dat bij de vissers gaan ophalen. Maar door de Kempense bescheidenheid wordt dat verhaal nauwelijks verteld.”
Waar ziet u het bedrijf over vijf jaar?
“Ik stel ons verdienmodel continu in vraag en werk graag met scenario’s. Stel dat binnen vijf jaar een overheid zegt dat er geen papier meer gebruikt mag worden? Of stel dat, zoals Zweden, meer landen zeggen dat alles opnieuw papier moet worden? Zijn we daar klaar voor? Scholen zeggen nu letterlijk tegen mij dat ze geen budget meer hebben voor schriften. Terwijl dat zo een laagdrempelig product is. Toen ik binnenkwam bij Aurora en vroeg wat ze doen, zei iedereen me: ‘We maken schriftjes’. Nee, wij maken mensen slim, we geven iedereen de kans om kennis op te doen en over te dragen. Dat concept wil ik de wereld insturen. In dictaturen worden boeken en schriften verbrand, in sommige landen mogen vrouwen niet schrijven omdat ze gedachten zouden kunnen opschrijven die tegen het mannelijke leiderschap ingaat. In mijn mooiste scenario doen we zelfs opnieuw de volledige productie voor de scholen en zijn die veel te dure invulboeken weer de wereld uit.”
“Anderzijds zetten we nu zwaar in op groei in het buitenland. Zeker op Afrika, waar we een positieve impact op de maatschappij kunnen realiseren. Vandaag gaan onze producten naar 23 landen in Europa en Afrika. Dertig procent van onze omzet halen we in België. Als het bedrijf 100 jaar wordt, hoop ik echt dat wij een facilitator zijn van kennisoverdracht in de wereld. Je ziet toch een stuk van de maatschappij weer afstand nemen van het puur digitale, dus daar zit zeker potentieel.”
Zou u zelf ook digitale producten maken?
“Op dit moment zeg ik nee, maar zeg nooit nooit. Moesten we ooit een methodologie vinden waardoor we heel toegankelijk zijn… Maar niet alle kinderen kunnen thuis op hun pc oefenen, niet elk gezin kan zich een tablet aanschaffen.”
Schrijft u zelf nog veel op papier?
“Heel veel. Ik heb altijd een Aurora-schriftje bij de hand. Op de linkerkant schrijf ik nooit. Alleen als ik een heel goed idee heb, schrijf ik het aan die kant. Als ik dan snel door een schriftje blader, vind ik zo mijn ideeën terug.”
Benadert u zelf de onderwijssector?
“We zijn acties aan het voorbereiden om scholen te laten weten dat wij een Belgisch bedrijf zijn. In Nederland zitten we met ons materiaal ook in elke school, maar ze weten dat niet. We moeten het onderwijs dus onderwijzen hoe ze ermee kunnen omgaan.”
Dus we gaan het schriftje nog niet in de vuilnisbak gooien?
“Dat mag, maar wel in de papierbak, zodat we er een nieuw van kunnen maken na recyclage.” (lacht)
Armoede
Dat Cielen op zijn 42ste CEO van een groot bedrijf zou zijn, stond in zijn jeugd zeker niet in de sterren geschreven. “Laat ons zeggen dat ik een uitdagende jeugd gehad heb”, blikt hij terug. “Ik ben opgegroeid in Eigenbilzen. Mijn ouders zijn gescheiden toen ik nog jong was. Mijn broer en ik leefden bij mama eigenlijk in armoede. Ik moest voetbalschoenen kopen voor drie jaar, een paar maten te groot, en die opvullen met krantenpapier. Dat voel je als kind. Als het kouder werd, moest er gekozen worden tussen eten kopen of het huis verwarmen. Ik herkende vorig jaar tijdens de energiecrisis die verhalen heel goed. Mensen oordelen vaak over armoede, maar als ik zag wat mijn mama deed om ons een goede thuis te kunnen bieden… Dat heeft mijn jeugd getekend. Mijn ouders zijn jaren na hun vechtscheiding wel opnieuw samengekomen en zelfs hertrouwd.”
En bent u uit die armoede geraakt omdat u een goede student was?
“Allesbehalve. Ik fietste overal door en verveelde me op school. En dan begin je dingen te doen die je niet mag. Ik ben blij dat ik opgegroeid ben in een periode zonder social media, toen je nog gewoon fouten kon maken zonder direct veroordeeld te worden. Ik ben op mijn vijftiende al beginnen te werken in een restaurant. Zo had ik eten en kon ik toch spullen kopen. Ik ben begonnen als afwasser in het weekend, later ben ik ook op weekavonden garçon gaan spelen. Daar zag ik hoe mensen met geld élke week kwamen eten. Dat waren vaak ondernemers, mensen die een risico genomen hadden in hun leven. Ik was ook nog vrijwilliger bij het Vlaamse Kruis, dus ging ik verpleegkunde studeren. Drie keer ben ik naar de les geweest, en dan ben ik afgehaakt omdat ik het te weinig praktisch vond. Dat was iets helemaal anders dan mensen helpen op Pukkelpop.”
Dus moest u op uw negentiende, zonder diploma, op zoek naar werk?
“Ik ben op café iemand tegengekomen die me vroeg om met een bestelwagen pakjes voor bedrijven rond te brengen. MG Road Express was onderaannemer voor TNT. Ik ging laden in Luik en maakte dan 110 stops op een dag in West-Limburg, zonder gps. Daarna ben ik voor hen nachtdistributie van auto-onderdelen gaan doen. Ik had een ronde in Oost- en West-Vlaanderen. Dat was dus om middernacht laden in Overpelt en om drie uur in de namiddag weer thuiskomen. Ik heb toen een paar keer bijna in de gracht gehangen wegens vermoeidheid. Maar ik voelde wel dat ik meer in me had. Ik had bij elke job – ongevraagd – een aantal optimalisaties gedaan. Na een tijd ging ik de belangrijke zendingen voor buitenlandse klanten zelf brengen. Dat ging van microchips tot auto-onderdelen voor de prins van Monaco. Dat was een fantastische tijd. Ik had zelf geen geld om te vliegen en mocht toch in businessclass reizen. Ik heb ooit eens een boot gedepanneerd op een exotisch mini-eilandje met een onderdeel van Atlas-Copco. Het bedrijf groeide zo fel dat het op een bepaald moment cash te kort had. Dat was eigenlijk mijn eerste ervaring met echt ondernemen.”
H.Essers
Mee investeren in het bedrijf zag Cielen op zijn 23ste nog niet zitten en hij ging aan de slag bij H.Essers. “Ik zat er na een tijdje in een team samen met Ann Essers, de dochter van de baas. Daar is mijn interesse voor familiebedrijven aangewakkerd. Ik zag die dynamiek tussen Noël Essers en zijn dochters. Het bedrijf groeide als kool. Ze deden het fantastisch met Ivo Marechal als CEO. Anderzijds hadden ze soms discussies over pietluttigheden en individuele interesses. Bij H.Essers gaven ze me ook voor het eerst het gevoel dat ik echt iets kon. Terwijl ik vroeger zelfs werd afgebroken door de schooldirecteur, die me een nietsnut noemde. Op den duur begin je dat ook te geloven. Ik heb nu eigenlijk pas sinds een paar jaar het gevoel dat ik me voor niemand meer moet bewijzen. Dat ik gewoon moet zorgen dat ik zelf gelukkig ben en dat mijn gezin gelukkig is.”
Ongeval
Toen MG Road Express opnieuw aan de lijn hing – dit keer mét geld – trok Cielen weer naar zijn vroegere werkgever. “Toen heb ik voor het eerst mijn eigen voorwaarden kunnen stellen qua loon en bedrijfswagen”, zegt hij. In 2009 verkocht de eigenaar zijn bedrijf aan bpost. “Dat is voor mij echt een trampoline geweest”, beseft Cielen. “Maar het was niet evident. In 2001 heb ik een heel zwaar ongeval gehad. Ik ben in Lanaken aangereden door een auto die de voorrang niet respecteerde. Zowel ikzelf als mijn auto lagen in duizend stukken. Ik had een gebroken knie, een gebroken ruggenwervel, verwondingen aan het hoofd. Als gevolg daarvan had ik in 2009 nog altijd problemen aan mijn benen en rug door geknelde zenuwbanen. Ik moest geopereerd worden en stond voor maanden revalidatie, net op het moment van die overname door bpost. Toch heb ik daar een kans gekregen en ben ik kunnen doorgroeien. Om in het hoger management te kunnen stappen, moest ik wel een diploma hebben. Ik heb dan in Maastricht een MBA kunnen doen en heb zelfs nog stages gedaan in Sao Paulo en Bangalore.”
Dus u werkte fulltime bij bpost, volgde een universitaire opleiding én was intussen vader geworden?
“Dat was een heel intensieve periode, ja. Ik zat bij bpost in de strategische unit voor de pakjes. Ik had de ambitie om die zelf aan te sturen, maar na een conflict met een nieuwe leidinggevende ben ik vertrokken. Voor mij is het altijd belangrijk geweest dat je menselijk en positief omgaat met je medewerkers. Als 70 procent van je personeel ongelukkig is, kun je zelf toch niet gelukkig zijn als baas?”
En toen was het tijd voor een eigen bedrijf?
“Ik 2014 hebben mijn vrouw en ik Tip Top Belting gekocht. We maakten en installeerden transportbanden. Krisia zat tot dan mee in de zaak van haar vader, die gespecialiseerd was in veiligheidscoördinatie. We hadden als kapitaal alleen een klein appartementje, maar de banken gingen gelukkig mee in ons verhaal. Maar toch, als er op een bepaalde dag iemand 100 euro opgeëist had, waren we failliet geweest. Ik kwam ook vanuit bpost, waar veel personeel rondliep en er voor elke taak iemand beschikbaar was. Nu moest ik veel operationeel werk doen, tot en met de prijsbepaling van ieder onderdeel. Terwijl ik liever strategisch bezig ben. Op een bepaald moment zijn we dan gefusioneerd met onze grootste concurrent en zijn wij er uitgestapt. Het was een fijne periode, maar achteraf bekeken was het financieel niet de beste keuze.”
Intussen was u ook nog consultant voor familiebedrijven geworden?
“Ik merkte dat ik tijdens het netwerken steeds vaker de vraag kreeg hoe ik bepaalde dingen had aangepakt. Vaak kwam die vraag uit familiebedrijven. Ik ben dan ondernemers beginnen begeleiden bij probleemsituaties. Ik weet intussen van tientallen ondernemers in Limburg welke problemen ze hebben, maar ik zal daar nooit tegen iemand anders iets over vertellen. Dat wordt ook vaak achter een scherm verborgen, want van ondernemers wordt niet aanvaard dat ze zich kwetsbaar opstellen of twijfelen. Ik ben dan bij UHasselt ook nog begonnen aan een doctoraat rond strategie van familiebedrijven en heb dat voor consultancyfirma Van Havermaet ook in de praktijk omgezet.”
Dat was dus nog een stap verder. U had een eigen bedrijf, ging andere bedrijven ondersteunen en had intussen vier kinderen. Er zijn toch maar 24 uur in een dag?
“Ja, maar je kunt je dag extreem efficiënt indelen en alleen die dingen doen die je echt heel goed kunt. Maar soms wordt het inderdaad te veel. We hadden, toen we hier aan het bouwen waren, ons huis in Mopertingen te snel verkocht en zaten tijdelijk in een appartement in Diepenbeek. En toen kwam corona. Dus was ik plots van thuis uit aan het doctoreren, met vier kinderen rond me. Toen heb ik alles even on hold gezet en heb ik tijd genomen voor de kinderen. Maar na vijf maanden werd ik gek. Ik ben dan voor een grote Nederlandse industriële toeleverancier gaan werken. Tot Aurora aanklopte. Mijn vrouw werkt nu deeltijds op het secretariaat van een orthodontiepraktijk. We hebben het gebolwerkt door heel goede afspraken te maken, die we ook echt op papier zetten. Mijn vrouw kookt bijvoorbeeld niet graag, dus dat is mijn rol. Ik ben eigenlijk extreem ambitieus, maar heb dat soms een beetje moeten temperen om ook een opvoedende vader te kunnen zijn. Ik sta bijna elke morgen aan de schoolpoort. Ik zie daar tegenwoordig gelukkig ook meer papa’s dan vroeger.”
U kookt zelf zonder vlees, want u en uw vrouw zijn vegetariër?
“Ik ben dat al sinds mijn 18de. En dat voor de kleinzoon van een slager. (lacht) Nu lust ik zelfs gewoon geen vlees meer. De kinderen laten we zelf kiezen, maar we maken hen wel bewust van de impact van het eten van vlees. Onze privéverplaatsingen doen we allemaal met de fiets. Dat was vorig jaar 25.000 kilometer, terwijl we met de auto maar 10.000 kilometer gereden hebben. Je hoort dan vaak mensen zeggen dat alles hen wordt afgepakt. Ik draai dat om: wie het goed heeft, heeft net de keuze om iets positiefs te doen. Mensen die elke dag moeten uitrekenen of ze eten kunnen kopen, die kunnen de keuze niet maken om vegetarisch te eten. Ik zit nu aan de andere kant van het spectrum en ga bewust om met bepaalde dingen. Terwijl we worden opgevoed met het idee van ‘kiezen is verliezen’. Ik vind net dat niet kiezen verliezen is. En als je toch kiest voor vlees, kies dan voor goed lokaal vlees waar je de herkomst van kent.”
Bij de koffie
Wat zijn uw hobby’s?
“Ik loop en fiets extreme afstanden. Lopen is meestal boven de 50 kilometer, fietsen boven de 300 kilometer. Samen met vrienden. Vorig jaar hebben we bijvoorbeeld de 15-stedentocht van Limburg gefietst en voor elk stadhuis een foto gemaakt. Dat was 316 kilometer.”
Hebt u een favoriete vakantiebestemming?
“Italië. Het stadsplein van Siena vind ik het mooiste ter wereld.”
Hebt u nog een droombestemming?
“Ik ben heel fel bezig met mobiliteit, dus ik wil graag nog gaan kijken op plekken die zich op dat vlak positief ontwikkelen, zoals Kopenhagen. De voetafdruk van verre reizen steekt me tegen.”
Hebt u een buitenverblijf?
“Nee. Ik droom wel van een buitenverblijf in een stad die goed bereikbaar is per trein. Maar ik haat vastgoed. (lacht) Dan zit je geld helemaal vast.”
Steunt u goede doelen?
“Voor mij is het een voorwaarde dat een bedrijf iets goeds doet voor de maatschappij. Met mijn vorige bedrijf hebben we zo een school voor weeskinderen in Kenia gesponsord. We proberen onze kinderen de boodschap ook mee te geven dat delen iets kan opbrengen. Zo hebben we hen recent de keuze gegeven tussen allemaal een nieuwe tablet ofwel een waterput installeren in een dorpje in Togo. De boodschap was: ‘Met die tablet gaan jullie dagelijks misschien een uur gelukkig zijn, met die put gaat een dorp in Afrika levenslang gelukkig zijn’. In de put zijn de namen van de kinderen ook gegraveerd. We schenken onze kleding en de kinderknuffels ook aan Sint-Vincentius.”
Wat maakt u ongelukkig?
“Mobiliteit ligt mij na aan het hart. En zelfs op lokale schaal is het zo moeilijk om dat aan te pakken. Als Diepenbeek een nieuw mobiliteitsplan invoert, zeggen mensen openlijk in de krant dat ze zich niet aan de regels gaan houden. Mobiliteit moet ingericht worden naar de noden van de meest kwetsbaren. Als je een fietssnelweg door een donker bos laat lopen, gaan vrouwen en kinderen die ’s morgens en ’s avonds niet gebruiken. Mensen brengen hun kinderen met de auto naar school omdat ze het te gevaarlijk vinden om te wandelen of te fietsen. We weten al lang dat extra rijstroken niet helpen, en toch legt elke minister er nog aan.”