https___static.nieuwsblad.be_Assets_Images_Upload_2023_03_06_f2411461-aadd-4a55-94dd-10cc6ffbc6fb Hopboer Alfons bij zijn geliefde hopplukmachine achteraan de boerderij aan de Brusselbaan. Foto Leen De Smedt

Na 74 jaar houdt laatste hopboer Alfons (88) ermee op

EREMBODEGEM - De laatste hopboer van Erembodegem, Alfons Temmerman (88), zegt de stiel na 74 jaar vaarwel. Op zijn veertiende begon hij als vierde generatie van de familie aan de hopteelt. Hij zag het ambacht bloeien, maar later ook vervallen. De reden? “Het gebruik van chemicaliën, aangeraden door ingenieurs na de oorlog, heeft de sector de das omgedaan.”

Kranig van lichaam en jong van geest is Alfons Temmerman wiens hopboerderij aan de Brusselbaan in Erembodegem jarenlang vaste leverancier was van onder meer brouwerij Slaghmuylder in Ninove. Alfons teelt zijn hop nog biologisch en dat is waar onder meer Slaghmuylder zo weg van was. Maar Alfons is ermee gestopt, en dat op de zeer respectabele leeftijd van 88 jaar. Hoewel hij nog wel pompoenen en tarwe kweekt, blijft zijn geliefde hopplukmachine ‘op stal’ staan.

Dèn gau nie mièr”, legt Alfons uit. Zijn rug is geen probleem, maar, “ik ben wel rapper moe”. Amper veertien jaar was hij toen hij in de stiel rolde. “Het was een roeping”, aldus een nog steeds gepassioneerde Alfons. “De streek van Asse en Aalst was al een hopstreek sinds 1100, toen de paters de hopteelt hebben heringevoerd toen er armoede heerste. Het grote deel was om bier mee te maken, maar een halve procent ging ook naar de farmacie: hop is een geneeskrachtige plant”, beaamt Alfons.

Giftige producten

De teloorgang van de hopteelt begon volgens Alfons enige tijd na de Tweede Wereldoorlog. “In de jaren ’50 waren er nog ruim 600 hopboeren in de streek Asse-Aalst. Maar met de opkomst van de moderne tijd en de chemische sproeimiddelen, is het gekelderd. Tot aan de oorlog hebben we de vier ziektes van de hop – de witziekte, de hopbladluis, de hopplaag en de rode spin – altijd biologisch aangepakt. Met sap van diepgevroren rabarber in combinatie met biologische zeep, en met tabakafval. Dat werkte. Maar toen kwamen er ingenieurs, die – achteraf gebleken – zeer giftige producten aanprezen”, zegt hij.

“Als gewone burgers luisterden wij naar die ingenieurs, de slimme mànen, en daar ben ik nog altijd kwaad voor. Dag en nacht, een hele zomer spièten(spuiten, red.) met een stof waarvan Zyklon B de basis was, met een gasmasker op en handschoenen aan, en ’s avonds waren we er nog ziek van. Een voor een belandden we in het ziekenhuis. Vijfendertig jaar geleden ben ik terug met de biologische methode begonnen. Maar velen werden ernstig ziek, een jongen van 33 jaar uit Hekelgem is er zelfs aan gestorven.”

Plukmachine

Zo straf als vroeger werkte Alfons de jongste tijd niet meer, maar hij stond wel tot afgelopen zomer met vijf man in dienst hop te plukken: “Twee aan het machien, twee op het veld en liefst nog een om droge hop in zakken te steken. Ik had 3,5 hectare met 1.500 à 1.800 kilogram hopbellen per hectare, maar alle jaren deed ik een hopveld minder. Er is een tijd van komen en een tijd van gaan”, zegt hij.

“Ik leef nu ook mee met de boeren want het is al vele jaren dat ze hen ambeteren.” Helemaal afscheid van zijn hopverleden neemt Alfons evenwel niet. De hopplukmachine blijft dan wel op stal staan, hij wordt niet verkocht. “Dat is gelijk een stuk van uw lijf. Dat doe je na 62 jaar niet weg”, besluit de man.