Foto's Bert De Deken

Inge Woestenborghs leidt een bouwbedrijf

MERKSPLAS - Eigenlijk heeft ze geen tijd voor een interview. Ze wil het ook niet hebben over de baas die een vrouw is. Anderzijds is wat aandacht voor het bouwbedrijf waarvan ze de zaakvoerder is, nooit verkeerd. En het bedrijf heeft wat vacatures. Daarom mogen we toch langskomen bij Inge Woestenborghs, ceo van Bouwbedrijf Woestenborghs in Merksplas. 

Inge Woestenborghs werkt al ongeveer 25 jaar in het bedrijf dat haar vader in 1976 heeft opgericht. Woestenborghs Bouwbedrijf is een algemeen aannemer, die vooral eigen projecten uitvoert. Dat betekent het hele scala van de onderhandelingen met grondeigenaars tot en met de commercialisering.

Was dat ook al toen jij in de zaak begon?

Mijn vader heeft heel lang alleen ruwbouw gedaan. Naar de werf gaan, snelbouw, beton en bewapening bestellen en dat verwerken. De algemene aanneming stond toen nog in zijn kinderschoenen. Dat vraagt veel coördinatie, administratie, opvolging. Ik ben arbeidssocioloog. Ik heb een master in Europese arbeidsverhoudingen en ik heb twee thesissen geschreven, die telkens over de bouwsector gingen. Ik was dus wel geïnteresseerd in de sector, maar had op dat ogenblik niet gedacht dat ik ooit in het bedrijf van mijn ouders aan de slag zou gaan. Toen ik hier begon, gebeurde de administratie nog met een typemachine. Na mijn aanwerving zijn we begonnen met de modernisering van het bedrijf, de digitalisering van de processen, het uitbouwen van een structuur.

 

Was dat jouw eerste opdracht?

Ik was daar toch heel bewust mee bezig. Ik had even gewerkt in een groot wegenbouwbedrijf in Brussel. Een bedrijf met veel werknemers, waar ik de assistent van de HR-manager was. Dat bedrijf werkte met functieclassificaties, wist wat het van werfleiders verwachtte, voerde campagnes rond veiligheid op de werkvloer. Er was een structuur. Zo’n structuur heb ik in aangepaste vorm in het bedrijf van mijn ouders ingevoerd.  Zo zijn we stilaan gegroeid.

Was je voorbestemd om de zaak over te nemen?

Nee. Ik heb een broer. Hij is vijf jaar jonger dan ik. Hij moest een bouwopleiding gaan volgen. Laat ons zeggen dat dat niet zijn passie was. Mijn broer is erg creatief en is kunstenaar geworden. Ik weet het niet meer zeker, maar ik denk dat ik mijn ouders op een gegeven ogenblik zelf heb gevraagd of ik hier niet kon komen werken. Want waarom zou ik elke dag naar Brussel blijven rijden?

De bouwsector is een mannenwereld. Heb jij dan nooit die drempel ervaren?

Ik heb me daar nooit vragen bij gesteld. In het begin nam ik wel eens de telefoon op en vroeg men aan de andere kant of men de baas kon spreken. Misschien heb ik er bewust niet bij stil gestaan. Ik zit al vrij lang in de raad van bestuur van de Confederatie Bouw. Die bestaat nagenoeg volledig uit mannen. In het begin zit je daar: vrouw en jong. Dan luister je. Maar als je weet waarmee je bezig bent en waarover je praat, dan praat je op de duur toch mee. Op recepties vragen ze mijn man wel eens of hij de aannemer is. Dat lijkt me vooral vervelend voor de mensen die zich vergissen.

 

Leidt een vrouw een bouwbedrijf anders dan een man?

Goh. Misschien met een iets zachtere hand? Ik denk dat ik vrij veel overleg. En als iemand een probleem heeft, probeer ik voor hem of haar tijd te maken. Ik hecht belang aan een overlegcultuur, maar dat mag niet van één kant komen. Mijn medewerkers moeten op mij kunnen vertrouwen. Ik doe veel moeite om ervoor te zorgen dat ze vlak bij huis kunnen werken. Maar dan verwacht ik wel dat het werk goed is georganiseerd, dat het vooruitgaat, dat er een goede werkethos is. Vertrouwen is de basis van een goede samenwerking. We hebben een dertigtal werknemers, maar er zijn ook onderaannemers. Gemiddeld werken dus zo’n honderd mensen per dag voor ons bedrijf.

Je zoekt nog personeel.

Ik zoek een goede metser en een goede ‘metsendiender’. Het is de droom van elke werkgever dat hij iemand met veel ervaring vindt. Maar hij moet ook passen in de cultuur van het bedrijf. Ik sprak onlangs een sollicitant die nog in het deeltijds onderwijs zit. Hij heeft de juiste instelling, dus komt hij in aanmerking voor de job. Hier werken veel mensen die recht van de schoolbank komen en die we zelf hebben opgeleid.

Mag het ook een vrouw zijn?

Dat mag zeker een vrouw zijn, maar ik zit al enkele jaren in de jury van de technische school Vito in Hoogstraten en ik heb daar nog nooit een vrouw tussen de leerlingen Bouw gezien. Werken in de bouw is zwaar, dat is waar. Je staat in weer en wind. Maar je moet geen kuipen mortel op de rug naar boven dragen. Alles wordt met kranen gedaan. In de bouw creëer je iets. Als een vrouw creatief is en het fijn vindt om iemand een dak boven het hoofd te geven, is ze welkom.

Ook zonder de juiste opleiding?

Tja. Van nul, dat is wel moeilijker. Maar wie eerst een opleiding bij de VDAB gaat volgen, heeft toch al enige notie van de job. Op het kantoor hebben we wel vrouwen die een hele andere opleiding hebben gevolgd. Zo was er Hanne, die hier als werfleider heeft gewerkt. Ze was ingenieur Bio-Wetenschappen. Zelf ben ik sociologe. Heel theoretisch. Maar toen ik hier begonnen ben, heb ik een jaar op de werf gestaan, als assistent van de ‘metsendiender’. Dan zie je alles en leer je heel het ruwbouwproces kennen.

 

Bedankt voor dit gesprek!

Gingen we het niet over vrouwen hebben?

Je had vooraf gezegd dat je dat net niet wilde doen. Maar we kunnen praten over de combinatie van werk en gezin.

Ik had deze job nooit kunnen doen zonder de hulp van mijn ouders. Mijn ouderlijk huis stond hiernaast. Twee weken nadat onze oudste zoon was geboren, was ik alweer aan het werk. Mijn moeder lette op de baby en kwam me elke drie uur roepen: ’t is tijd voor de borstvoeding. Dat is wel het voordeel van een familiebedrijf. Mijn moeder heeft de kinderen opgevangen tot ze naar de lagere school gingen. Ondertussen had ik de zaak overgekocht. Mijn man had een hoge functie, maar we hebben toen samen beslist dat hij die opgaf en hier kwam meewerken. De dienst na verkoop is zijn belangrijkste taak. Maar als we goed werk afleveren, is die dienst na verkoop niet zo tijdrovend. Daarom heeft hij veel tijd voor de kinderen. Die beslissing was noodzakelijk in functie van het gezinsleven.

Het is Vrouwendag. Is die nog steeds nodig?

Ik dacht dat je me een vraag zou stellen over #metoo. Het is internationale Vrouwendag. In veel landen en culturen krijgen vrouwen vooral een huishoudelijke rol toebedeeld. Als je tussen mannen werkt, hoor je hen nog steeds seksistische opmerkingen maken. Hebben we daarvoor een internationale Vrouwendag nodig? Wellicht wel. In de bedrijfswereld moeten vrouwen zich toch nog steeds meer bewijzen dan mannen.

Fluiten bouwvakkers nog altijd naar vrouwen?

Als het een mooie vrouw is. Ik ben er zeker van dat de meerderheid van de vrouwen dan denkt: Oh? Was dat naar mij? Ik vind fluiten naar iemand niet seksistisch. Als ze naar je beginnen te roepen, vind ik dat verkeerd. Maar fluiten vinden veel vrouwen wel plezant, zo lang het met respect gebeurt.