In deze nieuwsbrief kan je lezen dat een Nederlands bedrijf er voor wil zorgen dat tegen dit najaar zo ongeveer elke parkeerplaats op de parking van de Nekkerhal in Mechelen geschikt zal zijn om er je elektrische wagen op te laden. Via een app zal je zelfs kunnen aangeven wanneer je terug vertrekt zodat de batterij tegen dan zo veel als mogelijk is opgeladen.
Als elektrisch rijder sloeg mijn hart een paar slagen sneller toen ik het nieuws vernam. Dat betekent dus dat ik niet meer de hele parking dien rond te rijden op zoek naar een laadpaal, om dan vast te stellen dat de plaatsjes al zijn ingenomen door een koppel Tesla’s.
Als kers op de taart beloven de Nederlanders zelfs om ook nog een aantal snelladers te installeren. Dat zijn laadpalen waar je je batterij zo goed als vol kan laden in nauwelijks twintig minuten.
Het klinkt te mooi om waar te zijn, toch?
Let op, ik geloof in de intenties van die Nederlanders, maar tegelijkertijd ken ik ook een beetje de Belgische energiesector. Zouden de Nederlanders al gepraat hebben met distributienetbeheerder Fluvius? Zo’n laadpalen vragen namelijk behoorlijk wat vermogen. Tenzij de Nekkerhal vermogen op overschot heeft – wat ik betwijfel want dat zou dan weer een teken zijn van slecht beheer – is de regel dat Fluvius eerst een haalbaarheidsstudie uitvoert. Stel dat die studie aantoont dat er een zwaardere aansluiting moet komen dan is het maar te hopen dat de bestaande kabels dik genoeg zijn. Mocht dat niet zo zijn, moet Fluvius op zijn beurt bij het stadsbestuur gaan aankloppen om werken te mogen uitvoeren op het openbaar domein.
Als je overal op de parking je wagen kan opladen, dan zegt mijn boerenverstand dat je dus ook overal je stekker moet kunnen inpluggen. Die ‘stopcontacten’ moeten natuurlijk elektriciteit krijgen via kabels. Daarvoor moet men de parking openbreken. Wellicht moeten die stopcontacten ook een aanrijbeveiliging hebben. Enzovoort…
Dit najaar zei u? Als dat lukt dan schrijf ik tegen dan graag een oprechte mea culpa.
