KNOKKE – Een ritje met een gocart (billenkar) op en rond de zeedijk is voor jong en oud een vast ingrediënt van een geslaagde vakantie of een daguitstap aan zee. Deze West-Vlaamse traditie is ruim 70 jaar oud. Toch is de economische sector van de gocart verhuring nog nooit in kaart gebracht. Hoeveel vestigingen zijn er vandaag nog? Wie zijn die uitbaters? Wat zijn de typische kenmerken van deze bedrijven? Waar kopen ze hun kustrijwielen? Hoeveel jobstudenten zetten ze tijdens de zomer in? Vernieuwen ze voldoende hun aanbod? Het economisch tijdschrift West-Vlaanderen Werkt gooide zich met bekwame ijver op de thematiek en bracht deze pittoreske branche voor het eerst in kaart.
Billenkarren kan je overal vinden langs de Belgische kust, van Knokke tot in De Panne. Ze kennen een grote populariteit en ze mogen nog op de openbare weg rijde ook. Nergens in Europa vind je zo’n fijnmazige concentratie van uitbatingen van ‘billenkarrren’ en gelijkaardige kustrijwielen: een vijftigtal vestigingen op een strook van 60 km. Twintig jaar geleden waren er dat nog 70, maar West-Vlaanderen blijft toch altijd een beetje het Walhalla. Een West-Vlaamse gocart verhuurder heeft gemiddeld een 130-tal gocarts in zijn of haar assortiment ter beschikking. Oostende (12) en Knokke-Heist (10) tellen het grootste aantal uitbaters. Meestal gaat het om eenmanszaken, die ook fietsen verhuren.
De sector van de verhuring van kustrijwielen teert al vele jaren op het creatieve individualisme van de uitbaters. Een overkoepelende beroeps- of belangenorganisatie is er niet en dat lijkt een zwakke schakel in een overigens vrij pittoreske verhaal. Mocht zo’n organisatie wél bestaan dan zou er allicht nog meer business te rapen vallen. Je hoort nochtans weinig verhuurders of exploitanten klagen, ook al is deze branche zeer seizoens- en weersgebonden. Wie al helemaal niet hoeft te klagen, zijn de studenten. Op jaarbasis vinden zo’n 500 studenten een studentenjob bij de een of andere uitbater.
Productie in Knokke
En waar halen de uitbaters en verhuurders hun materiaal toch? Grotendeels op één adres aan de rand van Knokke (Westkapelle) bij familiebedrijf T&T Quality Go-Carts, waar op jaarbasis tot 300 nieuwe voertuigen worden gemaakt, ook voor de nabije en de verre export. De kwaliteit en de lange levensduur van deze West-Vlaamse trapkarren zijn quasi legendarisch. Een aantal uitbaters (re)assembleert additioneel ook zelf een deel van hun vierwielige of zeswielige vloot. Bij T&T heet het dat elektrische wagentjes nog altijd niet bepaald populair zijn. Typisch West-Vlaams toch? We duwen en sturen liever zelf, ook al is het tegen wind. Want was het de legendarische West-Vlaamse wielrenner Briek Schotte niet die zei: “Als de wind tegen zit, dan moet je gewoon wat harder duwen.“