Een deel van de wetgeving rond de geregistreerde kassa, in de volksmond de ‘Witte kassa’ genoemd, druist in tegen de grondwet. Dat leidt Horeca Vlaanderen af uit een verslag van de auditeur bij de Raad van State
De regeling van de geregistreerde kassa werd bij de Raad van State aangevochten door Horeca Limburg en Horeca Vlaanderen die zich lieten bijstaan door Monard Law advocaten. In het advies vraagt de auditeur het Koninklijk Besluit van 15 december 2013 te vernietigen. Dat KB bepaalt dat de invoering van de geregistreerde kassa enkel verplicht is voor horecazaken die ‘regelmatig’ maaltijden verschaffen. “De btw-administratie besliste vervolgens dat ‘regelmatig’ wil zeggen dat minstens tien procent van de omzet uit het serveren van maaltijden moet komen”, zegt Danny Van Assche, afgevaardigd bestuurder van Horeca Vlaanderen. “De auditeur meent dat een kassaregeling, gesteund op het criterium van het ‘regelmatig verschaffen van maaltijden’, tot willekeur zal leiden en dat is een schending van het Grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Bovendien is de tien procentregel onwettig omdat volgens de auditeur de btw-administratie niet bevoegd is om een dergelijke regel vast te stellen.”
“Van zodra er sprake was van de invoering van de geregistreerde kassa hebben we twee zaken vooropgesteld”, zegt Assche, “ten eerste dat de wetgeving fundamenteel oneerlijk is, want ze geldt niet voor iedereen. De auditeur van de Raad van State volgt ons nu in deze redenering. Ten tweede moet er een leefbaar kader voor de horeca gecreëerd worden alvorens de kassa wordt ingevoerd. De regering voorziet al enkele begeleidende maatregelen maar de noodzakelijke verlaging van de loonlast voor de vaste werknemers is nog steeds niet gerealiseerd.”
Horeca Vlaanderen noemt dit advies een uitgelezen kans voor de regering om de kassawet te hervormen en om de noodzakelijke begeleidende maatregelen uit te werken.
Het verslag van de auditeur is een advies aan de Raad van State. In nagenoeg alle gevallen wordt dit advies gevolgd.