Vlaamse logistiek is klaar voor e-commerce

VILTDe logistieke sector in Vlaanderen is klaar om gelijke tred te houden met de forse groei van de e-commerce. Deze ‘e-boost’ kan de Vlaamse economie toegevoegde waarde en groei bieden. De kansen en het potentieel zijn groot, maar Vlaanderen blijft om verschillende redenen achter als vestigingsplaats van e-distributiecentra. Zonder de overheid kan het tij niet gekeerd worden.

Dat zijn de conclusies van het project ‘VIL 4 e-boost’ die het Vlaams Instituut voor de Logistiek (VIL) bekend maakte. Met dit project wou het VIL een antwoord bieden op de vraag waarom Vlaanderen momenteel veelal vanuit het buitenland wordt bediend voor e-commerce. De kernvragen hierbij waren: waarom zijn de buurlanden meer in trek voor e-distributiecentra? Op welke punten kan en moet Vlaanderen zich versterken?

Om deze analyse zo gefundeerd mogelijk te maken, liet het VIL het consultancybureau PwC onderzoeken hoe goed of slecht Vlaanderen scoort op het vlak van vestiging van Europese e-commerce distributiecentra. Het rapport was klaar in november 2014 . Daaruit bleek dat Vlaanderen op zich relatief goed scoort ten opzichte van de 44 regio’s die werden onderzocht. Maar ten overstaan van de ons onmiddellijk omringende, concurrerende regio’s is die score slecht: Vlaanderen komt pas op de zesde plaats, na Rheinland-Pfalz (DE), Saarland (DE), Wallonië, Zuid- en West-Nederland.

PwC bracht 21 locatiefactoren in kaart, waaronder de nabijheid van de koopkracht en de markt voor e-commerce, de investeringsaantrekkelijkheid, de beschikbaarheid van magazijnen/logistieke gronden, de wegendichtheid en de logistieke arbeidskost. In geen van deze ‘e-locatiefactoren’ haalt Vlaanderen de sterkste score.

Daarom voerde het VIL een. SWOT-analyse uit met de sterktes en zwaktes, kansen en bedreigingen voor ‘ketenregie’ vanuit Vlaanderen. “De sterktes zijn onder andere de centrale ligging, de marktnabijheid en sterk ontwikkelde netwerken van afhaalpunten”, zegt projectdirecteur Dirk De Vylder. “De belangrijkste zwaktes zijn de congestie, de arbeidskost, het tekort aan magazijnen (en gronden) op de as Antwerpen-Brussel en te weinig gestructureerde begeleiding van buitenlandse investeerders door de overheidsdiensten.”

Als opportuniteiten noemt hij onder andere de snelle inhaalbeweging van e-commerce in Vlaanderen en de stroefheid van de fysieke winkels wat openingsuren betreft. De voornaamste bedreigingen zijn de verschuiving van e-commerce omzet naar het buitenland, de grotere maturiteit van de sector inzake magazijnen en IT in de ons omringende landen en de arbeidsvoorwaarden.

Er werd een praktijktest opgezet om na te gaan hoe Vlaanderen zich verhoudt tot Nederland als het gaat om efficiëntie van het logistieke netwerk voor de e-commerce. “Hieruit bleek dat de snelheid, de doeltreffendheid en de betrouwbaarheid even goed zijn, wat positief is voor de Vlaamse logistieke sector”, zegt De Vylder. Nederland heeft wel een sterker gerodeerd apparaat op vlak van e-fulfilment en ondersteunende IT om buitenlandse, ook Vlaamse webshops te ontvangen.

De logistieke sector is dus klaar voor de e-boost en Vlaanderen heeft veel troeven, al was het maar omdat logistieke operaties zich vlakbij het e-commerce afzetgebied neerplanten. “De Vlaamse e-fulfilment centra hebben bewezen dat zij het vak onder de knie hebben. De testen van het VIL tonen aan dat ook Vlaamse bedrijven door hun hoge reactiviteit goed geplaatst zijn om vinnig in te spelen op deze groeiende markt”, zegt De Vylder.

“Maar ook de loonkost, het aanbod aan bouwterreinen en een gunstig investerings-klimaat spelen mee”, zegt Liesbeth Geysels, algemeen directeur van het VIL. “Het zijn immers deze drie factoren die de basis vormen voor het succes van een e-logistieke ondernemer. En net voor deze drie factoren haalt Vlaanderen teleurstellende resultaten tegenover de buurregio’s. Met dezelfde competitieve werkomstandigheden als in Nederland en Duitsland, zal de sector maar al te graag inspelen op de stijgende vraag naar e-commerce. Maar zonder ‘overheid 4 e-boost’, zowel op federaal als op regionaal niveau, kan het tij niet gekeerd worden.”